In de Keuzegids hbo 2025 vind je heel veel informatie over hbo-opleidingen. Waar komt al die informatie vandaan? En hoe komen de oordelen tot stand? Op deze pagina leggen we het je uit. Eerst globaal, en voor de echt diehards ook tot in de kleinste details.
Waar komt de informatie uit de Keuzegids vandaan?
Wij werken met informatie uit betrouwbare bronnen, zoals de studentenoordelen uit de Nationale Studenten Enquête (NSE), uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van Landelijk Centrum Studiekeuze, arbeidsmarktcijfers van het Researchcentrum voor Onderzoek en Arbeidsmarkt (ROA) en studiesuccescijfers van de 1CijferHO-database, waarbij het Vereniging Hogescholen-dashboard als richtlijn kan worden genomen.
Die cijfers selecteren en bewerken wij vervolgens zelf. Daarbij vinden we het belangrijk dat de cijfers vergelijkbaar zijn, en dat ze relevant zijn voor studiekiezers. Voor de studentenoordelen kijken wij naar de concrete vragen uit de NSE, bijvoorbeeld over de docenten of de praktijkgerichtheid. Algemene vragen zoals ‘zou je de opleiding aanraden aan anderen’ vallen af.
Dit jaar weer nieuwe gegevens uit de Nationale Studenten Enquête
Onze oordelen zijn gebaseerd op de resultaten van de NSE 2024. In 2021 heeft het Landelijk Centrum Studiekeuze (voorheen Studiekeuze123) de vragenlijst herzien, waardoor wij voor de Keuzegids 2022 en de daarop volgende edities nieuwe thema’s moesten samenstellen voor de studentenoordelen. De oordelen in deze gidsen (2022 en nieuwer) kunnen daarom niet een-op-een vergeleken worden met de oordelen in eerdere edities.
Geen expertoordelen sinds 2019
Tot 2019 werd er in de rapporten van het NVAO gedifferentieerd op verschillende thema’s zoals toetsing en beoogde eindkwalificaties. Hierdoor konden wij zien of het NVAO een opleiding goed of zelfs excellent vond, en dit vertalen naar een expertoordeel. Sinds 2019 bevatten de rapporten van de NVAO geen gedifferentieerde oordelen meer, maar kan een opleiding enkel een ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’ krijgen. Opleidingen die een onvoldoende scoren, ontvangen geen accreditatie en krijgen dus geen plekje in de Keuzegids, waarin uitsluitend geaccrediteerde opleidingen zijn opgenomen. Door het ontbreken van gedifferentieerde oordelen in de NVAO-rapporten, is het voor ons dus niet langer mogelijk om aan opleidingen een expertoordeel toe te kennen.
Hoe komen de oordelen uit de Keuzegids tot stand?
In deze gids zijn alle hbo-bachelors en associate degrees opgenomen die aan drie voorwaarden voldoen:
Elke opleiding wordt in de Keuzegids op verschillende aspecten beoordeeld. Er wordt onderscheid gemaakt tussen studentenoordelen uit de Nationale Studenten Enquête en studiesuccescijfers. Voltijd, deeltijd en duale oordelen worden samengevoegd. De studentenoordelen tellen voor 71,4% mee en de studiesuccescijfers voor 28,6%.
In de Keuzegids kijken we naar relatieve scores. We laten dus per aspect zien of een opleiding op-, onder-, of bovengemiddeld scoort ten opzichte van het landelijk gemiddelde in het hbo.
Dat kun je onder andere zien aan de symbolen in de tabel. Aan het symbool ‘•’ zie je dat de opleiding rond het gemiddelde scoort. Een plusje betekent bovengemiddeld en een minnetje ondergemiddeld. De symbolen lopen van – – – tot ++.
Alle plusjes en minnetjes bij elkaar leiden tot een totaalscore tussen de 0 en de 100 punten. Als een opleiding op alle aspecten gemiddeld scoort, krijgt hij 60 punten. Met elk minnetje of plusje gaan er punten af of komen er punten bij.
De totaalscore wordt daarnaast uitgedrukt in één tot vijf sterren. Drie sterren is gemiddeld, bij vier en een half of vijf sterren noemen we de opleiding een ‘topopleiding’. Dit is ook te herkennen aan de medaille:
Verschil met de NSE
De Keuzegids kijkt naar relatieve scores, de NSE niet. Dus als een opleiding in de NSE redelijk scoort op het thema ‘inhoud’, kan het zijn dat er in de Keuzegids toch een minnetje wordt genoteerd, omdat de gemiddelde score in het hbo voor inhoud hoger ligt.
Wil je meer weten over hoe de gids werkt? Ga dan naar de Leeswijzer. Klik op de onderstaande kopjes om per cijfer in de Keuzegids te zien hoe deze tot stand komt.
Hoe de scores precies worden berekend, wordt hieronder in detail uitgelegd. Klik op het juiste kopje voor meer informatie.
Naast de prestaties en de oordelen willen we ook graag wat vertellen over de feiten van een opleiding. Wordt de opleiding bijvoorbeeld ook in deeltijd of duaal aangeboden? In welke talen kun je de opleiding volgen? En hoeveel kost het eigenlijk om te studeren? Deze feitjes hebben we voor je uitgezocht. Hiervoor doen we voornamelijk zelf onderzoek. Via de database van Studiekeuze123 kunnen wij elk moment bekijken welke opleidingen op dit moment actueel zijn. Hierbij kunnen we meteen zien in welke vormen en talen de opleiding wordt aangeboden. Via 1CijferHO krijgen we het aantal eerstejaars. Voor het collegegeld moeten we iets dieper graven.
In de kolommen ‘Instroom voltijd’, ‘Instroom deeltijd’ en ‘Instroom duaal’ staat per opleidingsvorm aangegeven hoeveel studenten er het afgelopen jaar zijn ingestroomd. Hierbij worden enkel studenten die voor het eerst het hoger onderwijs instromen meegerekend. Wanneer je een vinkje (√) in een van deze drie kolommen ziet staan (of een ‘V’ in de online gids), betekent dit dat de instelling deze opleiding wél in die opleidingsvorm aanbiedt, maar dat het exacte instroomcijfer niet bekend is. Logischerwijs betekent een kruisje (x) in deze drie kolommen dat de opleiding niet in die opleidingsvorm wordt aangeboden.
We halen dit feit uit het croho-register, de studiekeuzedatabase en het 1CijferHO-bestand, met peildatum 1 oktober 2023. Neveninschrijvingen, andere inschrijfvormen en mensen die in februari zijn ingestroomd worden niet meegeteld. Minorstudenten van andere opleidingen worden wel meegeteld. Vervolgens checken we zelf op de webpagina’s van de opleidingen of onze verzamelde informatie klopt.
De studiekeuzedatabase en het 1CijferHO-bestand bevatten niet alle instroomcijfers van particuliere hogescholen. Deze worden door Keuzegids bij de particuliere instellingen opgevraagd, waarna ze door de instellingen aan ons geleverd worden. Dit jaar hebben wij de gegevens ontvangen van:
Voor de voertaal doen wij eigen onderzoek op de websites van opleidingen. De gegevens uit landelijke bronnen (croho-register, studiekeuzedatabase) blijken namelijk niet volledig en correct.
Vermeld is het tarief dat voltijdstudenten (die voor het eerst gaan studeren) in studiejaar 2025-2026 betalen voor het eerste jaar van de opleiding. Wordt een opleiding alleen in deeltijd of duaal aangeboden, dan tonen we het collegegeldtarief van de deeltijd- of duale variant. Bij een opleiding die zowel in deeltijd als duaal gevolgd kan worden, geven we het collegegeldtarief van de deeltijdvariant weer. Bij de bekostigde hogescholen betaalt de student vrijwel altijd het wettelijk collegegeld. Voor studiejaar 2025-2026 is dit 2.601 euro. In enkele gevallen mogen bekostigde instellingen van dit tarief afwijken. Dan is dit vermeld. Bij particuliere opleidingen varieert het collegegeldtarief voor het eerste jaar van de opleiding van 2.000 tot 24.045 euro. Deze gegevens zijn systematisch verzameld op de websites van de betreffende particuliere scholen, met als peildatum 1 september 2024. Daardoor gelden veel van de particuliere tarieven voor studiejaar 2024-2025.
Eerst beoordelen we de prestatiecijfers. ‘Doorstroom naar jaar 2’ laat zien of er na het eerste jaar relatief meer of minder studenten staan ingeschreven als student. Onder ‘Diploma na 5 jaar’ zie je of er relatief meer of minder studenten binnen vijf jaar zijn afgestudeerd aan de desbetreffende opleiding (we gaan uit van vijf jaar: vier jaar plus een jaar uitloop). Voor de Ad’s kijken we alleen naar de ‘Doorstroom naar jaar 2’. De data voor beide thema’s halen we uit 1CijferHO. Het openbare rendementsdashboard van de Vereniging Hogescholen kan als richtlijn worden gebruikt, maar hanteert niet exact dezelfde parameters. Minorstudenten van andere opleidingen worden ook meegeteld.
Dit betreft het aandeel studenten dat doorstroomt naar het tweede jaar. Hiervoor kijken we naar het percentage studenten dat is uitgevallen (m.a.w. dat niet meer ingeschreven staat bij een door de NVAO geaccrediteerde opleiding) én dat na het eerste jaar van studie is gewisseld.
Door het percentage uitgevallen en gewisselde studenten en studenten dat niet het benodigde aantal ECTS heeft behaald om door te gaan af te trekken van het totaal (100%), komen we uit op het aandeel studenten dat wél doorstroomt naar het tweede jaar van de opleiding.
Elke opleiding krijgt een symbool toegekend volgens onderstaande normen:
|
|
Dit is het percentage van alle eerstejaars dat na 5 jaar (nominale duur van een hbo-bachelor +1) een diploma heeft van de desbetreffende opleiding aan de desbetreffende instelling. De gegevens zijn van de meest recente jaargangen, waarbij het als laatste de eerstejaars van 2018 betreft. Deze studenten hebben in september 2023 vijf jaar gestudeerd.
Doordat de associate degree een relatief nieuw type opleiding is, beschikken we helaas (nog) niet over voldoende data om dit studiesuccescijfer voor de Ad’s te berekenen.
Elke opleiding krijgt een symbool toegekend volgens onderstaande normen:
Symbool | Diploma na 5 jaar |
---|---|
– – – | < 8,5% |
– – | 8,5% – 21,6% |
– | 21,7% – 35,7% |
• | 35,8% – 49,8% |
+ | 49,9% – 63,9% |
++ | > 63,9% |
Het gedeelte ‘oordelen’ is gebaseerd op de studentenoordelen uit de Nationale Studenten Enquête (NSE) 2024, uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van Landelijk Centrum Studiekeuze.
De studentenoordelen van de hbo-bachelors zijn gebaseerd op de resultaten van de NSE 2024. De weergave van studentenoordelen in de Keuzegids betreft eigen selecties en bewerkingen van deze data, afkomstig uit het “landelijk benchmarkbestand” van de NSE. Daarom zijn onze oordelen niet per definitie hetzelfde als de oordelen in andere publicaties van de NSE (bijvoorbeeld op de website Studiekeuze123.nl). Wij geven hieronder de essentie van onze bewerkingen en normen weer.
Onze bewerkingsstappen
Onze bewerking van de studentenoordelen omvat de volgende stappen:
– Berekening van gemiddelde vraagscores per opleiding;
– Berekening landelijk hbo-gemiddelde per vraag – met weging op basis van populatieverhoudingen;
– Selectie van 18 representatieve vragen, met optimale aansluiting op vragen uit het verleden*;
– Ordening in 5 hoofdthema’s + berekening van themascores per opleiding/groep opleidingen*;
– Bepaling klassengrenzen per hoofdthema, voor +/- scores in de Keuzegids;
– Toepassing klassenindeling;
– Controle kansverdeling;
– Verwerking in de ranking tabellen, samen met studiesuccescijfers.
De door ons gehanteerde normen kunnen tot gevolg hebben dat een opleiding bij ons geen oordeel krijgt, terwijl deze wel een oordeel heeft op de website Studiekeuze123.nl.
Alle vragen van de vijf door ons geselecteerde thema’s worden meegenomen in de berekening. Om een beeld te geven van de vragen die er per thema worden gesteld, geven we hier een aantal voorbeelden:
Hoofdthema | Vraagnummer | Korte formulering |
---|---|---|
1. INHOUD | Q5a | Aansluiting inhoud bij actuele ontwikkelingen |
Q5b | Inhoudelijke kwaliteit studiemateriaal | |
Q5c | Niveau opleiding | |
Q5d | Gehanteerde werkvormen | |
Q5g | Mate waarin inhoud uitdagend is | |
2. DOCENTEN | Q10a | Docenten betrokken |
Q10b | Didactische kwaliteit docenten | |
Q10c | Inhoudelijk deskundig | |
Q10d | Kennis over beroepspraktijk | |
Q10e | Kwaliteit begeleiding | |
3. TOETSING | Q15a | Aansluiting op inhoud opleiding |
Q15b | Duidelijkheid criteria | |
Q15c | Toetsing op kennis/inzicht | |
Q15d | Toetsing vaardigheden | |
4. VOORBEREIDING LOOPBAAN | Q8a | Opdoen beroepsvaardigheden |
Q8b | Contact beroepspraktijk | |
5. SFEER | Q17c | Veilig jezelf zijn |
Q17d | Thuis voelen bij opleiding | |
Q17h | Docenten open voor feedback | |
Q17i | Opleiding open voor feedback |
De scores per thema zijn gebaseerd op het gemiddelde van de onderliggende vraagscores.
Alle oordelen zijn steeds vergeleken met het landelijke hbo-gemiddelde. Hier geven wij klassengrenzen per hoofdthema. De scores zijn weliswaar afgeleid van de 5-puntsschaal van de Nationale Studenten Enquête, maar in de Keuzegids worden de verschillen in beeld gebracht. Elke kwaliteitsklasse is daarbij 0,20 tot 0,27 breed. Deze klassenbreedte is ontleend aan de standaarddeviaties van alle oordelen.
Normen studentenoordelen hbo-bachelors 2025 | ||||||||
Oordeel | Gem. | St. Dev. | – – – | – – | – | • | + | + + |
Inhoud | 3,59 | 0,20 | <3,020 | 3,020 – 3,299 | 3,300 – 3,496 | 3,497 – 3,693 | 3,694 – 3,888 | > 3,888 |
Docenten | 3,68 | 0,24 | <2,900 | 2,900 – 3,317 | 3,318 – 3,561 | 3,562 – 3,804 | 3,805 – 4,050 | > 4,050 |
Toetsing | 3,51 | 0,22 | <2,955 | 2,955 – 3,175 | 3,176 – 3,399 | 3,400 – 3,623 | 3,624 – 3,846 | > 3,846 |
Voorb. Loopbaan | 3,72 | 0,27 | <2,975 | 2,975 – 3,305 | 3,306 – 3,583 | 3,584 – 3,853 | 3,854 – 4,120 | > 4,120 |
Sfeer | 3,72 | 0,20 | <3,175 | 3,175 – 3,420 | 3,421 – 3,622 | 3,623 – 3,824 | 3,825 – 4,028 | > 4,028 |
Normen studentenoordelen associate degrees 2025 |
||||||||
Oordeel | Gem. | St. Dev. | – – – | – – | – | • | + | + + |
Inhoud |
3,65 | 0,21 | <2,999 | 2,999 – 3,335 | 3,336 – 3,542 | 3,543 – 3,758 | 3,759 – 3,965 | > 3,965 |
Docenten | 3,74 | 0,26 | <3,130 | 3,130 – 3,345 | 3,346 – 3,605 | 3,606 – 3,865 | 3,866 – 4,135 | > 4,135 |
Toetsing | 3,57 | 0,24 | <2,960 | 2,960 – 3,185 | 3,186 – 3,452 | 3,453 – 3,690 | 3,691 – 3,930 | > 3,930 |
Voorb. Loopbaan | 3,73 | 0,26 | <3,090 | 3,090 – 3,350 | 3,351 – 3,606 | 3,607 – 3,858 | 3,859 – 4,112 | > 4,112 |
Sfeer | 3,77 | 0,22 | <3,210 | 3,210 – 3,440 | 3,441 – 3,659 | 3,660 – 3,883 | 3,884 – 4,100 | > 4,100 |
Voor instellingen die interesse hebben in een gedetailleerde rapportage over sterke en zwakke punten van opleidingen (inclusief de meerjarige trend) bestaat de mogelijkheid om speciale benchmarkrapporten te bestellen.
De tabellen staan vol plusjes, minnetjes en bolletjes, die aangeven of een opleiding beter, slechter of gelijk aan de gemiddelde hbo-opleiding scoort. Ook zie je het eindoordeel uitgedrukt in nul tot vijf sterren. Bovendien zijn opleidingen met een eindoordeel van 75 punten of meer ‘topopleiding’. Dit kun je zien aan een medaille voor de tabel.
Kijk bij de tabellen niet puur naar welke opleiding bovenaan staat. Je kunt namelijk ook zien hoeveel kwaliteitsverschil er is tussen de opleidingen. Zo kan een opleiding als laatste eindigen en toch prima onderwijs bieden of kunnen juist alle opleidingen, inclusief de opleiding die bovenaan staat, van mindere kwaliteit zijn.
Totaalscore
Voor de ranglijsten van deze Keuzegids zijn originele gegevens omgerekend naar een 6-puntsschaal, die loopt van (- – -) via • tot (++).
Samengevoegd zijn er nu 7 of 8 thema’s: 1 (Ad’s) of 2 (bachelors) vanuit de prestatiecijfers en 5 vanuit de Nationale Studenten Enquête van het Landelijk Centrum Studiekeuze (inhoud t/m sfeer). Bij de bachelors tellen de prestaties voor 28,6% mee, de oordelen voor 71,4%. Bij de associate degrees is er maar sprake van één prestatiecijfer (doorstroom naar jaar twee), waardoor dit voor 16,7% meetelt, en de oordelen voor 83,3%.
Het resultaat is een cijfer op een schaal van 0 tot 100. De gemiddelde opleiding scoort tussen de 56 en 65 punten.
Totaaloordeel
Het totaaloordeel is een afgeleide van de totaalscore. Hoe hoger de score, hoe hoger het oordeel.
De classificatie van het oordeel is als volgt:
Totaalscore | Classificatie | Oordeel |
---|---|---|
< 45 | ruim ondergemiddeld | |
45 – 54 | ondergemiddeld | |
55 – 64 | gemiddeld | |
65 – 74 | bovengemiddeld | |
75 – 84 | ruim bovengemiddeld | |
> 84 | ver bovengemiddeld |
In elk artikel in de Keuzegids vind je cijfers over de baankansen na je studie. Deze gegevens komen uit de de HBO-Monitor 2023, een grote enquête onder pas afgestudeerden (1,5 jaar na afstuderen). Wij willen die gegevens zo verwerken dat je een eerlijke vergelijking tussen de studies krijgt. Met hulp van het onderzoeksinstituut ROA van de Universiteit Maastricht is het gelukt om deze vergelijking te maken. Hier een uitleg over de hoofdpunten.
In de enquête van de HBO-Monitor wordt gevraagd naar de situatie van de afgestudeerde op het moment van enquêteren, dus anderhalf jaar na het afstuderen. Wanneer de afgestudeerde aangeeft werkzaam te zijn, wordt er ook gevraagd naar het aantal uren dat hij werkt per week.
Wij tellen alleen werkenden die minstens 12 uur per week betaald werkzaam zijn als ‘werkenden’. Deze grens hanteren wij om onterechte verschillen tussen hbo en wo weg te nemen. De Nationale Alumni Enquête, onze bron voor de arbeidsmarktgegevens van het wo, hanteert namelijk de grens van 12 uur per week.
Aan afgestudeerden wordt gevraagd welk opleidingsniveau er vereist was voor hun huidige functie. Als dit ten minste op het eigen opleidingsniveau was, telt iemand mee voor het vermelde percentage ‘op niveau . Dit is een percentage van het totaal aantal afgestudeerden die hebben aangegeven voor minstens 12 uur per week werkzaam te zijn.
Voor de berekening van het bruto-maandsalaris is gekeken naar het feitelijke inkomen dat iemand opgeeft. Er wordt geen berekening gemaakt naar het fulltime salaris. Hierdoor kan het gemiddelde salaris in een vakgebied waar het uurloon hoog ligt, laag uitvallen omdat er meer parttime gewerkt wordt. De definities die wij hanteren zijn:
– “Afgestudeerd” is in bezit zijn van een hbo-bachelor;
– Je moet 12 uur per week betaald werk hebben om mee te tellen (zie boven);
– Werkelijk verdiend inkomen. Dus bij parttime geen omrekening naar fulltime bedragen;
– Inclusief neveninkomsten. Dus niet alleen een arbeidscontract, maar ook freelance en overwerk enz.;
– Landelijke cijfers per vakgebied, waarbij de gegevens van verwante opleidingen (binnen de beroepsgroep) samen worden genomen. Hierdoor hebben we geen last van kleine steekproefaantallen. Dit geeft een meer realistisch en betrouwbaar beeld;
– Gemiddelde cijfers, zonder extremen. We schrappen zeldzame ‘outliers’ (bovenste en onderste 2%). Omdat ze onwaarschijnlijk zijn, en de statistiek van één vakgebied scheef kunnen trekken.
Voor de statistieken over de tevredenheid met de startpositie van afgestudeerden, gebruiken we de vraag; “Vormde je opleiding een goede basis voor je start op de arbeidsmarkt?”. Keuzegids vermeldt per vakgebied het percentage afgestudeerden dat hier “goed” of “zeer goed” heeft geantwoord.
Voorin deze Keuzegids staan ook ranglijsten met totaalscores voor complete instellingen. Maar hoe kan je instellingen met een heel verschillend studieaanbod op een eerlijke manier met elkaar vergelijken? Dat wordt gedaan met een speciale berekening:
Er is gekozen voor de neutrale score van 60, omdat dit de totaalscore is wanneer je op elk thema een ‘•’ scoort: de ultieme gemiddelde score.
De instellingsscore en de totaalscore van de opleidingen hebben zo een vergelijkbare scoring. Op basis van de scores van de aangeboden opleidingen worden er punten bijgeteld of afgetrokken, de afwijkingsscore.
De afwijkingsscore wordt als volgt berekend:
Er wordt eerst per opleiding van de betreffende instelling gekeken hoe deze scoort vergeleken met het landelijke gewogen gemiddelde. Een gewogen gemiddelde houdt in dat er bij het berekenen van het gemiddelde rekening gehouden wordt met de grootte van, in dit geval, de opleiding.
Bijv. de master geneeskunde van instelling X scoort 58 punten, 4 punten onder het geneeskunde-gemiddelde van 62.
Het verschil hierin wordt vermenigvuldigd met het aantal studenten die deze opleiding volgt.
Bijv. de master geneeskunde heeft 1000 studenten. 1000 *- 4 = – 4000. In stap 2 krijgt de master geneeskunde – 4000 punten.
De punten van alle opleidingen van de betreffende instelling worden bij elkaar opgeteld.
Bijv. instelling X heeft drie opleidingen:
Dit leidt tot de volgende berekeningen:
Totaal: – 4000 + 3000 + 8000 = 7000 punten
Om op een gewogen afwijkingsscore te komen, wordt in de laatste stap het totaal gedeeld door het aantal studenten van alle opleidingen van de instelling.
Bijv. bovenstaande universiteit heeft 7000 punten in totaal en 3500 studenten verdeeld over de opleidingen.