In de Keuzegids universiteiten 2022 vind je heel veel informatie over universitaire opleidingen. Waar komt al die informatie vandaan? Hoe komen de oordelen tot stand? En hoe bepalen we welke opleidingen beschreven worden? Op deze pagina leggen we het je uit. Eerst globaal, en voor de echte die-hards ook tot in de kleinste details.
Wij werken met informatie uit betrouwbare bronnen, zoals de studentenoordelen uit de Nationale Studenten Enquête (NSE), arbeidsmarktcijfers van het Researchcentrum voor Onderzoek en Arbeidsmarkt (ROA) en studiesuccescijfers van de Vereniging van Universiteiten (VSNU).
Die cijfers selecteren en bewerken wij vervolgens zelf. Daarbij vinden we het belangrijk dat de cijfers vergelijkbaar zijn, en dat ze relevant zijn voor studiekiezers. Voor de studentenoordelen kijken wij naar de concrete vragen uit de NSE, bijvoorbeeld over de docenten of de praktijkgerichtheid. Algemene vragen zoals ‘zou je de opleiding aanraden aan anderen’ vallen af.
Onze oordelen zijn gebaseerd op de resultaten van de NSE 2021. Na 2 jaar kunnen we weer gebruik maken van de meest actuele gegevens over hoe studenten hun opleiding beoordelen. De enquêtes van 2020 kon niet doorgaan vanwege de uitbraak van COVID-19 , waardoor we afgelopen editie genoodzaakt waren om gegevens uit 2019 te gebruiken. De NSE 2021 is afgenomen met een compleet herziene vragenlijst, waardoor wij dit jaar nieuwe thema’s hebben samengesteld voor de studentenoordelen. De oordelen van dit jaar kunnen daarom niet een-op-een vergeleken worden met de oordelen van voorgaande jaren.
In deze gids zijn alle wo-bacheloropleidingen opgenomen die aan drie voorwaarden voldoen:
Nieuw dit jaar is dat we in de gids voor alle bachelors de beschikbare opleidingsvormen tonen. Vrijwel al deze bachelors worden primair in voltijd aangeboden, maar soms worden bacheloropleidingen ook of louter in deeltijd aangeboden.
Elke opleiding wordt in de Keuzegids op twee aspecten beoordeeld, de studentenoordelen en prestatiecijfers. De studentenoordelen tellen voor 71,4% mee en de prestatiecijfers voor 28,6%.
In de Keuzegids kijken we naar relatieve scores. We laten dus per aspect (prestatie en studentenoordelen) zien of een opleiding op-, onder-, of bovengemiddeld scoort ten opzichte van het landelijk gemiddelde van de universitaire bachelors.
Dat kun je onder andere zien aan de symbolen in de tabel. Aan het symbool ‘•’ zie je: de opleiding scoort rond het gemiddelde. Een plusje betekent bovengemiddeld en een minnetje ondergemiddeld. De symbolen lopen van – – – tot ++.
Alle plusjes en minnetjes bij elkaar leiden tot een totaalscore tussen de 0 en de 100 punten. Als een opleiding op alle aspecten gemiddeld scoort, krijgt hij 60 punten. Met elk minnetje of plusje gaan er punten af of komen er punten bij.
De totaalscore wordt daarnaast uitgedrukt in één tot vijf sterren. Drie sterren is gemiddeld, bij vier-en-een-half of vijf sterren noemen we het een ‘topopleiding’. Dit is ook te herkennen aan de medaille:
Je kan resultaten van opleidingen in de NSE op verschillende manieren weergeven. Op de website Studiekeuze123 worden absolute scores getoond. Je ziet dan dat een bepaalde universitaire opleiding 3,4 bij het thema ‘docenten’ scoort.
Maar wat betekent dat cijfer? Daarvoor moet je weten dat universitaire opleidingen bij dit thema gemiddeld 3,85 scoren. Deze opleiding zit daar duidelijk onder. In de Keuzegids werken we daarom met relatieve scores, die laten zien of een opleiding hoger of lager dan gemiddeld scoort. In dit geval zal je voor docenten een ‘minnetje’ vinden; dat betekent ‘lager dan gemiddeld’.
Wil je meer weten over hoe de gids werkt? Ga dan naar de Leeswijzer.
Hoe de scores precies worden berekend, wordt hieronder in detail uitgelegd. Klik op het juiste kopje voor meer informatie.
|
|
|
Naast de prestaties en de oordelen willen we ook graag wat vertellen over de feiten van een opleiding. Dit hebben we voor je uitgezocht, en hoe we dat doen wordt hieronder besproken.
Voor de voertaal doen wij eigen onderzoek op de websites van opleidingen. Vervolgens geven wij dit als volgt weer:
Nieuw dit jaar is dat we voor alle bachelor opleidingen tonen of instellingen ze in voltijd en/of deeltijd aanbieden. Deze gegevens komen uit het landelijke 1CHO-bestand (‘1 cijfer H.O.’). Wij halen deze cijfers uit de landelijke studiekeuzedatabase van Studiekeuze123
Deze gegevens zijn gebaseerd op de websites van universiteiten, peildatum 1 november 2021. Naast de vermelding van numerus fixusstudies is ook aandacht besteed aan andere opleidingen die studenten mogen selecteren, zoals de University Colleges.
De instroomcijfers komen ook uit het landelijke 1CHO-bestand (‘1 cijfer H.O.’), die wij halen uit de landelijke studiekeuzedatabase van Studiekeuze123.
Eerst beoordelen we de prestatiecijfers. ‘Doorstroom naar jaar 2’ laat zien of er relatief meer of minder studenten na het eerste jaar nog staan ingeschreven als student. Onder ‘Diploma na 4 jaar’ zie je of er relatief meer of minder studenten binnen vier jaar afstuderen- de officiële drie jaar, plus een jaar uitloop. De data voor beide thema’s krijgen we aangeleverd van de universiteitenvereniging VSNU.
Deze gegevens, berekend met peildatum 1 september 2020, zijn direct afkomstig van universiteitenvereniging VSNU. Het betreft het percentage studenten dat in het tweede jaar verder studeert bij dezelfde opleiding. Alleen ‘directe’ instromers vanuit het VWO zijn in deze berekening meegeteld. Bij opleidingen waar deze instroom kleiner dan 15 was, zijn de cijfers niet meegenomen.
In onze tabellen staan niet de doorstroomcijfers zelf, maar we geven met + en – tekens aan of de opleiding hoger of lager scoort op dit thema dan het landelijke universitaire gemiddelde. Elke opleiding krijgt plussen en minnen toegekend volgens onderstaande normen:
Symbool | Doorstroom naar jaar 2 |
---|---|
– – – | < 60,0 % |
– – | 60,0 – 68,2% |
– | 68,3 – 77,2% |
• | 77,3 – 86,4 |
+ | 86,5 – 95,5% |
++ | > 95,5% |
Deze gegevens, berekend met peildatum 1 september 2020, direct afkomstig van universiteitenvereniging VSNU. Het betreft het percentage studenten dat in 2016 is gestart en zich na het eerste jaar heeft her ingeschreven aan deze studie en uiterlijk 1 september 2020 een bachelor diploma heeft gehaald in het wetenschappelijk onderwijs. Alleen ‘directe’ instromers vanuit het VWO zijn in deze berekening meegeteld.
Ook hier geven met + en – tekens aan of de opleiding hoger of lager dan het landelijke universitaire gemiddelde scoort op dit thema. Elke opleiding krijgt plussen en minnen toegekend volgens onderstaande normen:
Symbool | Diploma na 4 jaar |
---|---|
– – – | < 40,0% |
– – | 40,0 – 53,9% |
– | 54,0 – 67,5% |
• | 67,6 – 81,3 |
+ | 81,3 – 94,8% |
++ | > 94,8% |
De studentenoordelen zijn gebaseerd op resultaten uit de Nationale Studenten Enquête (NSE) die door ongeveer 300.000 studenten jaarlijks wordt ingevuld. Sinds dit jaar bestaat de NSE uit een gehele nieuwe vragenlijst. Keuzegids heeft uit deze vernieuwde vragenlijst een set vragen gekozen die volgens ons het meest gaan over de kwaliteit van het onderwijs. Die hebben we dit jaar in vijf nieuwe thema’s onderverdeeld: inhoud, docenten, toetsing, voorbereiding loopbaan, en sfeer. In de tabel hieronder zie je welke vragen onder welk thema horen.
Hoofdthema en weging* | Vraagnr | Korte formulering |
---|---|---|
1. INHOUD PROGRAMMA | Inh-2 | Inhoudelijke kwaliteit studiemateriaal |
Inh-3 | Niveau opleiding | |
Inh-4 | Gehanteerde werkvormen | |
Inh-7 | Mate waarin inhoud uitdagend is | |
2. DOCENTEN | Doc-1 | Docenten betrokken |
Doc-2 | Didactische kwaliteit docenten | |
Doc-3 | Inhoudelijk deskundig | |
Doc-5 | Kwaliteit begeleiding | |
3. TOETSING | Toe-1 | Aansluiting op inhoud opleiding |
Toe-2 | Duidelijkheid criteria | |
Toe-3 | Toetsing op kennis/inzicht | |
Toe-4 | Toetsing vaardigheden | |
4. VOORBEREIDING LOOPBAAN | VbB-1 | Opdoen beroepsvaardigheden |
VbB-2 | Contact Beroepspraktijk | |
5. SFEER | B&C-3 | Veilig jezelf zijn |
B&C-4 | Thuis voelen bij opleiding | |
B&C8 | Docenten open voor feedback | |
B&C-9 | Opleiding open voor feedback | |
* De studentenoordelen wegen samen voor 71,4% mee in de ranglijsten van de Keuzegids. |
De studentenoordelen zijn gebaseerd op resultaten van de Nationale Studenten Enquête 2021. Het betreft eigen selecties en bewerkingen van deze oordelen, afkomstig uit het “landelijk benchmarkbestand” over de NSE 2021. De oordelen zijn niet 1-op-1 af te leiden uit publicaties.
Onze bewerkingsstappen
Onze bewerking van de studentenoordelen omvat de volgende stappen:
* De selectie van vragen en indeling in thema’s wordt getoetst op samenhang en vergelijkbaarheid met behulp van Cronbach’s Alpha.
De betrouwbaarheidstoets is strenger dan de officiële rapportages over de Nationale Studenten Enquête. Dit betekent dat op de websites van Studiekeuze123 en NSE Online opleidingen soms wel een oordeel krijgen, waar ze hem bij ons niet krijgen.
In stappen proberen wij uit een veelheid van enquêtevragen de essentie over onderwijskwaliteit te destilleren. Deze stappen zijn enerzijds gebaseerd op 30 jaar ervaring en debat; anderzijds worden ze ondersteund door uitvoerige multivariate analyse en analyses van schaalbetrouwbaarheid.
Alle opleidingsscores op onze thema’s worden vergeleken met het landelijke universitaire gemiddelde. Hieronder geven wij de klassengrenzen per thema. De scores zijn dus afgeleid van de absolute scores uit de Nationale Studenten Enquête, maar de Keuzegids vertaalt dit naar relatieve scores. Wij tonen het verschil tussen de opleiding en het landelijke gemiddelde.
Oordeel | Gem. | St. Dev. | – – – | – – | – | o | + | ++ |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Inhoud | 3,91 | 0,15 | < 3,525 | 3,525 – 3,677 | 3,678 – 3,830 | 3,831 – 3,984 | 3,985 – 4,137 | > 4,137 |
Docenten | 3,84 | 0,24 | < 3,247 | 3,247 – 3,483 | 3,484 – 3,720 | 3,721 – 3,958 | 3,959 – 4,195 | > 4,195 |
Toetsing | 3,70 | 0,17 | < 3,263 | 3,263 – 3,437 | 3,438 – 3,612 | 3,613 – 3,788 | 3,789 – 3,963 | > 3,963 |
Voorb. loopbaan | 2,98 | 0,30 | < 2,231 | 2,231 – 2,531 | 2,532 – 2,832 | 2,833 – 3,134 | 3,135 – 3,435 | > 3,435 |
Sfeer | 3,97 | 0,18 | < 3,529 | 3,529 – 3,708 | 3,709 – 3,888 | 3,889 – 4,069 | 4,070 – 4,249 | > 4,249 |
De tabellen staan vol plusjes, minnetjes en o’tjes, die aangeven of een opleiding beter, slechter of gelijk aan de gemiddelde universitaire opleiding scoort. Ook zie je het eindoordeel uitgedrukt in één tot vijf sterren. Bovendien zijn opleidingen met een eindoordeel van 75 punten of meer ‘topopleiding’. Dit kun je zien aan een medaille voor de tabel.
Kijk bij de tabellen niet puur naar welke opleiding bovenaan staat. Je kunt namelijk ook zien hoeveel kwaliteitsverschil er is tussen de opleidingen. Zo kan een opleiding als laatste eindigen en toch prima onderwijs bieden of kunnen juist alle opleidingen, inclusief de opleiding die bovenaan staat, van mindere kwaliteit zijn.
Totaalscore
Samengevoegd zijn er nu 7 thema’s: 2 vanuit de prestatiecijfers van de VSNU en 5 vanuit de Nationale Studenten Enquête van Studiekeuze123. Elk thema telt voor 14,3% mee voor het eindoordeel.
Voor de ranglijsten van deze Keuzegids zijn originele gegevens omgerekend naar een 6-puntsschaal, die loopt van (- – -) via • tot (++). Dit houdt in dat elk thema een score krijgt met een waarde tussen de 0 (- – -) en de 10 (++). Waarbij de 6 (•) voor een neutrale score staat.
Het resultaat is een cijfer op een schaal van 0 tot 100. De gemiddelde opleiding scoort ongeveer 60 punten.
Totaaloordeel
Het totaaloordeel is een afgeleide van de totaalscore. Hoe hoger de score, hoe hoger het oordeel.
De classificatie van het oordeel is als volgt:
Totaalscore | Classificatie | Oordeel |
---|---|---|
< 45 | ruim ondergemiddeld | |
45 – 54 | ondergemiddeld | |
55 – 64 | gemiddeld | |
65 – 74 | bovengemiddeld | |
75 – 84 | ruim bovengemiddeld | |
> 84 | ver bovengemiddeld |
Bij elk artikel in de Keuzegids vind je cijfers over de baankansen na je studie. Ze komen uit de grote enquête onder pas (sinds 1,5 jaar) afgestudeerden, de Nationale Alumni Enquête 2019 (NAE) van de VSNU. Dit is een enquête onder afgestudeerde masters. Wij willen die gegevens zo verwerken dat je een eerlijke vergelijking tussen de studies krijgt. Dat gaat niet vanzelf, maar met steun van het onderzoeksinstituut ROA van de Universiteit Maastricht is dat toch gelukt.
De vier gegevens (Percentage “aan het werk” t/m “goed voorbereid op baan”) zijn gebaseerd op de Nationale Alumni Enquête (NAE) van 2019. De cijfers zijn terugvertaald naar de verwante bachelorstudies. Hieronder leggen we uit waar deze gegevens over gaan.
Wij tellen alleen werkenden die minstens 12 uur per week betaald werkzaam zijn als “werkenden”. Deze grens hanteren wij om onterechte verschillen tussen hbo en wo weg te nemen. De Nationale Alumni Enquête, onze bron voor de arbeidsmarktgegevens van het wo, hanteert namelijk de grens van 12 uur per week.
Aan afgestudeerden wordt gevraagd welk opleidingsniveau er vereist was voor hun huidige functie. Als dit ten minste op het eigen opleidingsniveau was, telt iemand mee voor het vermelde percentage “op niveau”. Dit is een percentage van het totaal aantal afgestudeerden die hebben aangegeven voor minstens 12 uur per week werkzaam te zijn.
Voor de berekening van het bruto-maandsalaris is gekeken naar het feitelijke inkomen dat iemand opgeeft. Er wordt geen berekening gemaakt naar het fulltime 40-uur salaris. Hierdoor kan het gemiddelde salaris in een vakgebied waar het uurloon hoog ligt, laag uitvallen omdat er meer parttime gewerkt wordt.
Voor de statistieken over de tevredenheid met de startpositie van afgestudeerden, gebruiken we de vraag; “Vormde je opleiding een goede basis voor je start op de arbeidsmarkt?”. Keuzegids vermeldt per vakgebied het percentage afgestudeerden dat hier “goed” of “zeer goed” heeft geantwoord.
Voorin deze Keuzegids staan ook ranglijsten met totaalscores voor complete instellingen. Maar hoe kan je instellingen met een heel verschillend studie-aanbod op een eerlijke manier met elkaar vergelijken? Dat wordt gedaan met een speciale berekening:
Er is gekozen voor de neutrale score van 60, omdat dit de totaalscore is wanneer je op elk thema een “•” scoort: de ultieme gemiddelde score.
De instellingscore en de totaalscore van de opleidingen hebben zo een vergelijkbare scoring.
De afwijkingsscore wordt als volgt berekend:
Er wordt eerst per opleiding van de betreffende instelling gekeken hoe deze scoort vergeleken met het landelijke gewogen gemiddelde.
Een gewogen gemiddelde houdt in dat er bij het berekenen van het gemiddelde rekening gehouden wordt met de grootte van, in dit geval, de opleiding.
Bijv. de opleiding geneeskunde van instelling X scoort 66 punten, 4 punten onder het Geneeskunde-gemiddelde.
Het verschil hierin wordt vermenigvuldigd met het aantal studenten die deze opleiding volgt.
Bijv. de opleiding geneeskunde heeft 1000 studenten. 1000 *- 4 = – 4000. In stap 2 krijgt de master geneeskunde – 4000 punten.
De punten van alle opleidingen van de betreffende instelling worden bij elkaar opgeteld.
Bijv. instelling X heeft drie opleidingen:
De opleiding geneeskunde scoort 66 punten, 4 punten onder het gemiddelde. Er zijn 1000 studenten.
– De opleiding communicatie scoort 68 punten, 6 punten boven het gemiddelde. Er zijn 500 studenten.
– De opleiding psychologie scoort 64 punten, 4 punten boven het gemiddelde. Deze opleiding telt 2000 studenten.
– Genees: – 4 x 1000 = – 4000 punt
– Comm: + 6 x 500 = + 3000 punt
– Psych: + 4 x 2000 = + 8000 punt
Totaal: – 4000 + 3000 + 8000 = 7000 punten
Om op een gewogen afwijkingsscore te komen, wordt in de laatste stap het totaal gedeeld door het aantal studenten van alle opleidingen van de instelling.
Bijv. bovenstaande universiteit heeft 7000 punten in totaal en 3500 studenten verdeeld over de opleidingen.
7000 / 3500 = 2.
De afwijkingsscore = + 2.
De instellingsscore = 60 + de afwijkingsscore, dus voor instelling X is de instellingsscore 62.
Weer naar boven