Methodiek Keuzegids mbo 2022

In de Keuzegids mbo 2022 vind je heel veel informatie over mbo-opleidingen. Waar komt al die informatie vandaan? En hoe komen de oordelen tot stand? Op deze pagina leggen we het je uit. Eerst globaal, en voor de echte die-hards ook tot in de kleinste details.

Waar komt de informatie uit de Keuzegids vandaan?

Wij werken met informatie uit betrouwbare bronnen, zoals de studentenoordelen uit de JOB-Monitor, arbeidsmarktcijfers van het schoolverlatersonderzoek (de BVE-Monitor) van het Researchcentrum voor Onderzoek en Arbeidsmarkt (ROA) en studiesuccescijfers van OCW-DUO.

Welke opleidingen?

De Keuzegids beschrijft alle officieel geregistreerde opleidingen uit het centraal register CREBO per vakgebied. Dat zijn er ruim 450. Vaak hanteren instellingen zelf ‘unieke’, dus afwijkende marketingnamen voor hun opleidingen. De Keuzegids houdt zich aan de officiële naam. Dat vergelijkt makkelijker met andere scholen. En het zegt vaak meer over de werkelijke inhoud van je opleiding en diploma. Op de opleidingspagina’s van de opleidingen per scholen in de Keuzegids Online vind je de marketingnamen en varianten die de school aanhoudt.

Dit jaar is de Keuzegids ingedeeld in 48 overzichtelijke artikelen en tabellen per vakgebied. Doordat er zoveel verschillende opleidingen in het mbo zijn, worden de opleidingen die onder deze vakgebieden vallen samengevoegd tot één oordeel. Onder één oordeel kunnen dus meerdere opleidingen vallen. Welke opleidingen dit zijn is beschikbaar in een apart bestand: opleidingen per vakgebied 2022.

Per vakgebied bespreekt de Keuzegids steeds het opleidingsaanbod en vergelijken we de kwaliteit en prestaties van de verschillende mbo-scholen.

In elk artikel geven wij in één tabel een overzicht en kwaliteitsvergelijking van mbo-scholen die in dat vakgebied opleidingen aanbieden.

NB: in deze tabellen zijn alleen de scholen opgenomen waarvan we gegevens hebben over studentenaantallen en/of studentenoordelen. Het gevolg is dat de meeste particuliere mbo-scholen niet in de tabellen te vinden zijn. Wel worden ze geregeld in de tekst vermeld. Ze staan ook in onze online tool ‘Mbo Locatiecheck’. De uitzonderingen zijn Hogeschool Tio, Notenboom en IVA, drie specialistische particuliere opleiders (in horeca en toerisme en in mobiliteitsmanagement). Deze laten hun studenten meedoen aan de landelijke JOB-Monitor enquête en zijn daardoor te beoordelen.

In de Keuzegids Online kun je wél een overzicht vinden van alle opleidingen per instelling. Het oordeel dat bij deze opleidingen wordt vermeld, is het gebundelde oordeel van alle opleidingen van deze instellingen in hetzelfde vakgebied.

Hoe komen de oordelen uit de Keuzegids tot stand?

Elke opleiding wordt in de Keuzegids op verschillende aspecten beoordeeld. Daarbij tellen de studentenoordelen voor 67% mee (13,4% per studentenoordeel-thema) en het studiesucces voor de overige 33% (16,5% per prestatiecijfer).

In de Keuzegids gebruiken we relatieve scores. We laten dus per aspect zien of een opleiding op-, onder-, of bovengemiddeld scoort ten opzichte van het landelijk gemiddelde in het mbo.

Dat kun je onder andere zien aan de symbolen in de tabel. Aan het symbool ‘•’ zie je: de opleiding scoort rond het gemiddelde. Een plusje betekent bovengemiddeld en een minnetje ondergemiddeld. De symbolen lopen van – – – tot ++.

Alle plusjes en minnetjes bij elkaar leiden tot een totaalscore tussen de 0 en de 100 punten. Als een opleiding op alle aspecten gemiddeld scoort, krijgt hij 60 punten. Met elk minnetje of plusje gaan er punten af of komen er punten bij.

De totaalscore wordt daarnaast uitgedrukt in één tot vijf sterren. Drie sterren is gemiddeld, bij vier-en-een-half of vijf sterren noemen we het een ‘topopleiding’. Dit is ook te herkennen aan de medaille:medaille

Wil je meer weten over hoe de gids werkt? Ga dan naar de Leeswijzer. Klik op de onderstaande kopjes om per cijfer in de Keuzegids te zien hoe deze tot stand komt.

Hoe de scores precies worden berekend, wordt hieronder in detail uitgelegd. Klik op het juiste kopje voor meer informatie.

 

 

Feiten

Naast de prestaties en de oordelen willen we ook graag wat vertellen over de feiten van een opleiding. Dit hebben we voor je uitgezocht, en hoe we dat doen wordt hieronder besproken.

Eerst tonen we per mbo-school het aantal eerstejaars. Het betreft de voorlopige instroomcijfers van oktober 2020. We tellen alleen studenten die voor het eerst instromen in het mbo mee en waarvan een vooropleiding in het voortgezet onderwijs bekend is. Dit om te focussen op nieuwe studenten, en de statistiek niet te vervuilen met o.a. om- en bijscholingsactiviteiten voor bedrijven. We tellen alleen de instroom van niveau 2,3 en 4 opleidingen mee. Deze gegevens zijn afkomstig van DUO, de Dienst Uitvoering Onderwijs (www.duo.nl)

Daarna wordt aangegeven of een school in dit vakgebied BOL en/of BBL opleidingen aanbiedt. Vervolgens geven we aan of één of meer opleidingen op niveau 2,3, en/of 4 worden aangeboden. BOL en BBL zijn daarbij samengenomen. Beide soorten gegevens zijn afkomstig van de opleidingswebsites.

Weer naar boven

Oordelen

Het gedeelte ‘oordelen’ behandelen we in twee delen: prestaties en studentenoordelen. 

Prestaties

Twee kolommen in de tabel gaan over studiesucces van studenten, toegespitst op BOL én BBL, niveau 2, 3 en 4. Het gaat om de meest recente gegevens van DUO, met peildatum oktober 2020.

Naar het tweede jaar (succes eerstejaars): percentage van eerstejaars die een jaar later nog bij dezelfde instelling studeren of de instelling met een diploma hebben verlaten in 2018/2019. Dit hoeft niet bij dezelfde opleiding en instelling te zijn waar men is ingestroomd.

Passend diploma (kwalificatiewinst): het (positieve) verschil tussen het behaalde diplomaniveau in het mbo en het niveau van vooropleiding in het voortgezet onderwijs. De indicator wordt uitgedrukt in het percentage dat een diploma heeft behaald op minimaal het niveau dat op basis van de vooropleiding kan worden verwacht. Peiljaar is 2019/2020.

Passend diploma (succes eerste jaar hbo): Omdat de kwalificatiewinst (zie hierboven) voor mbo niveau 4 altijd 100% zou zijn, is dit gecorrigeerd met het percentage dat succesvol het eerste jaar op het hbo doorloopt. In artikelen waarin zowel niveau 2,3 als niveau 4 voorkomt is een gecombineerde score gemaakt van de kwalificatiewinst voor niveau 2 en 3, en het succes op het hbo voor niveau 4.

Er zijn alleen scores berekend op basis van aantallen van minstens 10 studenten. Wanneer dit aantal te laag is of de data niet bekend is tonen wij een ‘nb’. De score die hieraan gegeven wordt is afhankelijk van het gemiddelde van de studierichting, zodat de opleiding geen oneerlijk voor- of nadeel krijgt. De cijfers voor studiesucces van elke school worden naast het landelijke mbo-gemiddelde gelegd en vertaald in zes kwaliteitsklassen, van drie keer min (duidelijk lager dan gemiddeld) tot dubbelplus (veel hoger dan gemiddeld). Hierbij zijn de volgende normen gehanteerd:

Keuzegids mbo 2022: normen bij cijfers studiesucces
 Prestatie  Gem. – – – – – + ++
 Naar 2e jaar 85,2% < 71,63% 71,63% – 77,04% 77,05% – 82,46% 82,47% – 87,89% 87,90% – 93,31% > 93,31%
 Passend diploma 79,5% < 49,30% 49,30% – 61,38% 61,39% – 73,47% 73,48% – 85,57% 85,58% – 97,66% > 97,65%


Weer naar boven

Oordelen

Deze gegevens zijn gebaseerd op JOB-Monitor 2020, de landelijke enquête onder mbo-studenten. In dit onderzoek gaven meer dan 260.000 jongeren hun mening over de kwaliteit van hun opleiding, de stages de schoolorganisatie en dergelijken.

We hebben de studenten in vier categorieën ingedeeld en hun oordelen over elk kwaliteitsaspect steeds vergeleken met het landelijk gemiddelde oordeel van studenten uit dezelfde categorie. Deze vier categorieën zijn:

  • BBL1&2
  • BBL3&4
  • BOL1&2
  • BOL3&4

Overigens is de laatste categorie verreweg de grootste. Zo valt twee derde van alle ondervraagde mbo-studenten in deze categorie. Wij berekenden vijf themascores, elk gebaseerd op een thema uit de JOB-monitor. Hieronder worden ze getoond:

STUDENTENOORDELEN KEUZEGIDS MBO 2020: de enquêtevragen
JOB-thema Vraag-inhoud
 1. Onderwijs en begeleiding  Wat vind je van de manier waarop school je helpt om goed te presteren?
 Wat vind je van hoe jouw docenten lesgeven?
 Wat vind je van de begeleiding tijdens je opleiding?/td>
 Wat vind je van hoe je school luistert naar jouw mening?
 Wat vind je van het nut van de lessen voor jouw toekomst?
 Na de opleiding moet je kiezen: verder leren of gaan werken. Hoe helpt je school je bij deze keuze?
 2. Informatie  Wat vind je van hoe school je op de hoogte houdt over hoe het met je gaat in je studie?
 Wat vind je van de informatie die school je geeft over je rechten en plichten?
 Wat vind je van hoe school omgaat met klachten?
 Vragen de docenten wat je van de lessen vindt?
 Wat vind je van de informatie die je kreeg over de hoogte van de schoolkosten?
 3. Omgeving, sfeer en veiligheid  Wat vind je van de sfeer binnen jouw opleiding?
 Ga je met plezier naar school?
 Voel je je veilig op school?
 Wat vind je van de werkplekken op school waar je rustig kunt studeren?
 Wat vind je van de kantine op school?
 4a. Stage (alleen voor BOL)  Wat vind je van hoe school jou heeft voorbereid op je stage/bpv?
 Wat vind je van hoe school je begeleidt/heeft begeleid tijdens je stage/bpv?
 Wat vind je van hoe opdrachten van school aansluiten bij het werk dat je doet op je stage-/bpv-plek?
4b. Werkplek (Alleen voor BBL)  Wat vind je van de mogelijkheid om jouw werkervaring te bespreken op school?
 Wat vind je van hoe opdrachten van school aansluiten bij het werk dat je doet op je werkplek?
5. Lesmateriaal en toetsen  Wat vind je van het lesmateriaal en de boeken?
 Je hebt boeken en lesmaterialen moeten kopen voor school. Gebruik je deze boeken en lesmaterialen?
 Wat vind je van hoe goed toetsen aansluiten bij wat je hebt geleerd?
 Wat vind je van de keuzedelen waaruit je kunt kiezen?
 Wat vind je van de inhoud van de keuzedelen?

Betrouwbaarheid
Om over de mbo-scholen alleen oordelen te publiceren die betrouwbaar een representatief zijn, hebben wij de volgende regels toegepast:

  • Minimum steekproef. Er zijn alleen oordelen gepubliceerd op basis van minstens 20 studenten
  • Betrouwbaarheidsmarge. Daarnaast mocht de betrouwbaarheidsmarge van het berekende oordeel over een school niet groter zijn dan 0,3 punt. Hoe kleiner deze marge, hoe zekerder we kunnen zeggen dat de oordelen van de steekproef betrouwbaar zijn.

Vertaling naar plussen en minnen
In de JOB-Monitor geven studenten hun oordelen op een 5-puntsschaal. De gemiddelde scores per school per vakgebied worden steeds vergeleken met het landelijke gemiddelde van alle leerlingen van dat type*. Met plus- en minsymbolen geven wij in onze tabel aan of de scores van de school meer of minder afwijken van het landelijke gemiddelde bij de vergelijkbare groep leerlingen (zelfde leerweg, zelfde niveau).

* Binnen het MBO blijken de aard van het onderwijs, het type leerlingen en daarmee ook de (oordelen over de) onderwijskwaliteit per leerroute en per opleidingsniveau uiteen te lopen. Voor een eerlijke vergelijking worden de studentenoordelen van opleidingen daarom steeds afgemeten tegen het landelijke gemiddelde van dezelfde leerroute en hetzelfde opleidingsniveau.

De scores in de Keuzegids zijn daarmee ‘relatieve’, want vergelijkende scores. Om dit duidelijk te maken, wordt er geen gebruik gemaakt van rapportcijfers, maar staan er in de tabellen steeds eenvoudige +/- symbolen, die aangeven of een school in dit vakgebied en op dit onderwerp boven, op of onder het gemiddelde scoort. Hier worden de normen gegeven voor opleidingen op niveau BOL 3 of 4:

Keuzegids mbo 2022: normen bij oordelen
Thema Gemidd. St. Dev. – – + ++
 Onderwijs en begeleiding 3,25 0,33 < 2,765 2,765 – 3,084 3,085 – 3,414 3,415 – 3,744 > 3,774
 Informatie 2,93 0,31 < 2,47 2,470– 2,78 2,781 – 3,09 3,091 – 3,4 > 3,4
 Omgeving, sfeer en veiligheid 3,53 0,32 < 3,05 3,05 – 3,365 3,366– 3,685 3,686 – 4 > 4
 Stage/werkplek 3,03 0,42 < 2,59 2,59– 2,908 2,909 – 3,229 3,23 – 3,549 > 3,549
 Lesmateriaal en toetsen 3,07 0,32 < 2,4 2,4 – 2,815 2,816 – 3,23 3,231 – 3,659 > 3,659

Het ziet er door de vele cijfers wat ingewikkeld uit. Maar het principe is simpel: een opleiding die een gemiddelde score van minder dan 2,470 haalt voor Informatie, krijgt een oordeel ‘– – ‘ (laag). En daarna gaat het in stapjes van 0,31 punt omhoog. De oordelen van de andere drie categorieën studenten zijn volgens onderstaande normen vertaald in plussen en minnen:

Gemiddelde en stapgrootte overige leerwegen en niveaus
Thema BOL12 BBL12 BBL34
Gemidd. St. Dev. Gemidd. St. Dev. Gemidd. St. Dev.
 Onderwijs en begeleiding 3,471 0,303 3,453 0,313 3,286 0,315
 Informatie 3,177 0,285 3,139 0,315 3,037 0,315
 Omgeving, sfeer en veiligheid 3,591 0,284 3,638 0,273 3,571 0,273
 Stage/werkplek 3,311 0,356 3,466 0,303 3,417 0,320
 Lesmateriaal en toetsen 3,328 0,313 3,323 0,295 3,061 0,320

Meer details over de berekeningswijze bij ‘gemengde’ studentenpopulaties vind je hier.

Weer naar boven

Totaalscore/ oordeel

Totaalscore
Voor het berekenen van de totaalscore van een school in een vakgebied tellen de studentenoordelen voor 67% mee (13,4% per studentenoordeel-thema) en de studieprestaties voor de overige 33% (16,5% per prestatiecijfer).

waarbij de symbolen als volgt meetellen:

0 2 4 6 8 10
− − − − − + + +

De formule voor de totaalscore is:

  • totaalscore = [ 0,165 * (totaal prestaties) + 0,134 * (totaal oordelen) ] * 20

De totaalscore wordt hierna op hele punten afgerond. Bij een score vanaf 75 punten spreken wij van een ‘topopleiding’. In de gids geven we de school in dat vakgebied een medaille: medaille.
De school mag in dat vakgebied dan een jaar lang het kwaliteitszegel van de Keuzegids gebruiken. Voor meer informatie, kijk hier.

 

Eindoordeel
Tenslotte is naast de totaalscore steeds een ‘eindoordeel’ gegeven. Hiervoor gelden deze normen:

Classificatie totaaloordeel
 Totaalscore  Classificatie  Oordeel
< 45  ruim ondergemiddeld 1 ster
45 – 54  ondergemiddeld 1 ster
55 – 64  gemiddeld 1 ster
65 – 74  bovengemiddeld 1 ster
75 – 84  ruim bovengemiddeld 1 ster
> 84  ver bovengemiddeld 1 ster

Weer naar boven

Arbeidsmarkt

Per studierichting/artikel geven wij cijfers over de gemiddelde positie van gediplomeerde mbo’ers op de arbeidsmarkt. Deze zijn gebaseerd op gegevens van het Researchcentrum Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit Maastricht. De cijfers komen uit een jaarlijkse enquête onder recent gediplomeerden van het mbo. Om zo actueel mogelijk te zijn, hebben wij alleen de gegevens van het laatste enquêtejaar gebruikt. Dit betreft de BVE-Monitor 2020, gepubliceerd in zomer 2021.

Voor een eerlijke vergelijking tussen vakgebieden is in bijna alle vakgebieden de volgende selectie gehanteerd (een enkele uitzondering wordt in de Keuzegids vermeld):

  • leeftijd ten tijde van enquête tussen 17 en 33 jaar
  • niveau 3 en 4 (alleen bij ICT-support betreft het BOL niveau 2)
  • leerweg BOL

In elk artikel vind je de vijf arbeidsmarktgegevens weergeven in onderstaande tabel. Daarbij worden de gemiddelde cijfers van de studierichting getoond, en daaronder geven we aan wat het gemiddelde is van het hele vakgebied:

  1. Leert door: Wanneer de afgestudeerde aangeeft niet werkzaam te zijn op het moment van enquêteren, dan kan dat zijn omdat ze verder zijn gaan studeren. Dit percentage geeft aan hoeveel mbo-studenten na het behalen van een diploma op niveau 3 of 4 zijn gaan doorstuderen. Hierbij hebben we ook gediplomeerden meegeteld die duaal studeren of ‘werkend leren’.
  2. Aan het werk: Geeft aan hoeveel procent van de ondervraagden anderhalf jaar na het afstuderen minstens 12 uur per week (betaald) aan het werk is. De combinatie werk/studie is hierbij niet meegeteld.
  3. Uurloon: Het gemiddelde bruto uurloon van de gediplomeerden die aan het werk zijn.
  4. Werkweek: Geeft aan hoeveel uur per week gediplomeerden gemiddeld aan het werk zijn.
  5. Goed voorbereid op baan: Hiervoor werden de pas afgestudeerde studenten het volgende gevraagd: “Vormde je opleiding een goede basis voor je start op de arbeidsmarkt?”. De ondervraagden konden een score van 1 tot 5 (zeer slecht tot zeer goed) geven. Weergegeven is het percentage dat een score 4 (goed) of 5 (zeer goed) gaf op deze vraag.

Weer naar boven

Ranking in artikel “De beste scholen”

Voorin de Keuzegids zijn drie ranglijsten opgenomen van de beste ROC’s, beste AOC’s en de ranking van de specialistische scholen. In deze lijsten zijn alleen scholen opgenomen waarover een studentenoordeel beschikbaar was.

De instellingsranglijsten zijn primair gebaseerd op de 48 ranglijsten per studierichting. Hiervoor is een speciale procedure gehanteerd, die rekening houdt met

  • (a) verschillen in omvang van opleidingen en
  • (b) verschillende oordeelspatronen per opleidingsrichting.

Dat wordt gedaan met een speciale berekening:

  • Opleidingsscore = 60 + gewogen verschilscore

Er is gekozen voor de neutrale score van 60, omdat dit de totaalscore is wanneer je op elk thema een “•” scoort: de ultieme gemiddelde score. De instellingscore en de totaalscore van de opleidingen hebben zo een vergelijkbare scoring.

De afwijkingsscore wordt als volgt berekend:

  • 1. Vergelijking met verwante opleidingen

In het ene vakgebied scoren alle scholen (veel) positiever dan in het andere vak. Het gemiddelde totaaloordeel van de verpleegkundige opleidingen is bijvoorbeeld 64, terwijl dat bij de opleidingen in handel maar 58 is. Een school met alleen verpleegkunde kan dus niet eerlijk vergeleken worden met een school die alleen handel aanbiedt. Om toch te kunnen vergelijken, kijken we steeds per opleidingsrichting of een school het beter of slechter doet dan andere aanbieders van dezelfde opleidingen. We verzamelen van elke school daarom de verschilscores van haar opleidingen.

  • 2. Weging naar omvang

Elke opleiding weegt in principe zo zwaar als hij groot is. Om op een gewogen verschilscore te komen, vermenigvuldigen we de verschilscore per opleiding met zijn weegfactor. Als weegfactor gebruiken we de in de Keuzegids de vermelde instroom per opleidingsrichting. (Bij opleidingen waar deze instroom niet bekend was, is deze geschat op basis van cijfers over het aantal ingeschreven studenten)

  • 3. Er wordt een gewogen afwijkingsscore berekend

Als laatste stap tellen we het totaal van de weging in de vorige stap per instelling, en delen dit door het totale aantal instroom van alle opleidingen van deze instelling.

Voorbeeld:

Een ROC heeft opleidingen in drie van onze ‘vakgebieden’. De totale instroom is 320, als volgt verdeeld:

  • Verpleging scoort 60 punt. Dit is 4 punt onder het verpleegkundegemiddelde. Instroom is 200.
  • Bij Logistiek scoort het ROC ook 60 punt. Hier is dat 2 punten boven het gemiddelde. 40 leerlingen.
  • De Toerisme-afdeling scoort 64 punten, is + 4. Deze opleiding telt 100 leerlingen.

De berekening gaat nu als volgt:

Verpleging: – 4 x 200 = 800 punt
Logistiek: + 2 x 40 = + 80 punt
Toerisme: + 4 x 80 = + 320 punt
  • Totaal: -400 punten / 320 = MIN 1,25 pt

Dit wordt opgeteld bij de gemiddelde score van 60 voor het gehele mbo:

Gemiddelde opleidingsscore = 58,75

Dit wordt afgerond op 1 cijfer achter de komma. In dit geval wordt dat 58,8

Verschil in ranglijsten

Het verschil tussen de drie ranglijsten is het gemiddelde of ‘de lat’ waarmee een instelling steeds vergeleken wordt.

In de ranking ROC’s wordt per ROC bekeken wat de gemiddelde (gewogen) verschilscore is tussen de instelling en het gemiddelde van alle andere ROC’s die ook voorkomen in de vakgebieden waarin de instelling opleidingen aanbiedt. Hieruit komt een instellingsscore. Nieuw dit jaar is dat wij de ROC’s hebben ingedeeld in de regio waarin het voorkomt. Vervolgens hebben we per regio lijstje de ROC’s gerangschikt op hun instellingsscore. Zo kun je goed per regio zien welke scholen de hoogste instellingsscore hebben. ROC’s die vestigingen in meerdere regio’s hebben, worden in meerdere regio lijsten opgenomen.

Bij de AOC’s doen we hetzelfde, alleen worden de AOC’s niet opgedeeld in regio’s. Voor de ranking AOC’s bekijken we per AOC de gemiddelde verschilscore tussen de betreffende AOC en het gemiddelde van alle andere AOC’s die ook voorkomen in de vakgebieden waarin de betreffende AOC opleidingen aanbiedt.

Voor de ranking specialistische vak- en particuliere scholen berekenen we de gemiddelde verschilscore tussen de specialistische instelling en het gemiddelde van het reguliere onderwijs in de betreffende vakgebieden. De instellingsscore in dit rijtje zegt iets over hoe een specialistische instelling het doet in het vakgebied waarin ze actief zijn vergeleken met reguliere scholen die ook opleidingen aanbieden in dat vakgebied. Voor deze scholen kijken we dus niet naar de onderlinge verschillen, maar specifiek naar het verschil met reguliere (bekostigde) scholen.

Weer naar boven