In de Keuzegids Mbo 2021 vind je heel veel informatie over mbo-opleidingen. Waar komt al die informatie vandaan? En hoe komen de oordelen tot stand? Op deze pagina leggen we het je uit. Eerst globaal, en voor de echte die-hards ook tot in de kleinste details.
Waar komt de informatie uit de Keuzegids vandaan?
Wij werken met informatie uit betrouwbare bronnen, zoals de studentenoordelen uit de JOB-Monitor, arbeidsmarktcijfers van het schoolverlatersonderzoek (de BVE-Monitor) van het Researchcentrum voor Onderzoek en Arbeidsmarkt (ROA) en studiesuccescijfers van OCW-DUO.
Welke opleidingen?
De Keuzegids beschrijft alle officieel geregistreerde opleidingen uit het centraal register CREBO per vakgebied. Dat zijn er ruim 450. Vaak hanteren instellingen zelf ‘unieke’, dus afwijkende marketingnamen voor hun opleidingen. De Keuzegids houdt zich aan de officiële naam. Dat vergelijkt makkelijker met andere scholen. En het zegt vaak meer over de werkelijke inhoud van je opleiding en diploma. Op de opleidingspagina’s van de opleidingen per scholen in de Keuzegids Online vind je de marketingnamen en varianten die de school aanhoudt.
Dit jaar is de Keuzegids ingedeeld in 48 overzichtelijke artikelen en tabellen per vakgebied. Doordat er zoveel verschillende opleidingen in het mbo zijn, worden de opleidingen die onder deze vakgebieden vallen samengevoegd tot één oordeel. Onder één oordeel kunnen dus meerdere opleidingen vallen. Welke opleidingen dit zijn is beschikbaar in een apart bestand: opleidingen per vakgebied 2021.
Per vakgebied bespreekt de Keuzegids steeds het opleidingsaanbod en vergelijken we de kwaliteit en prestaties van de verschillende mbo-scholen.
In elk artikel geven wij in één tabel een overzicht en kwaliteitsvergelijking van mbo-scholen die in dat vakgebied opleidingen aanbieden.
NB: in deze tabellen zijn alleen de scholen opgenomen waarvan we gegevens hebben over studentenaantallen en/of studentenoordelen. Het gevolg is dat de meeste particuliere mbo-scholen niet in de tabellen te vinden zijn. Wel worden ze geregeld in de tekst vermeld. Ze staan ook in de online tool Mbo Locatiecheck.
De uitzonderingen zijn TIO, Nootenboom en IVA, drie specialistische particuliere opleiders (in horeca en toerisme en in mobiliteitsmanagement). Deze beiden laten hun studenten meedoen aan de landelijke enquête JOB-Monitor en zijn daardoor beoordeelbaar. Ze verdienen beiden een plaats in de Keuzegidstabellen.
In de Keuzegids Online kun je wél een overzicht vinden van alle opleidingen per instelling. Het oordeel dat bij deze opleidingen wordt vermeld, is het gebundelde oordeel van alle opleidingen van deze instellingen in hetzelfde vakgebied.
Hoe komen de oordelen uit de Keuzegids tot stand?
Elke opleiding wordt in de Keuzegids op verschillende aspecten beoordeeld. Daarbij tellen de studentenoordelen voor 50% mee en het studiesucces voor de overige 50%.
In de Keuzegids gebruiken we relatieve scores. We laten dus per aspect zien of een opleiding op-, onder-, of bovengemiddeld scoort ten opzichte van het landelijk gemiddelde in het mbo.
Dat kun je onder andere zien aan de symbolen in de tabel. Aan het symbool ‘o’ zie je: de opleiding scoort rond het gemiddelde. Een plusje betekent bovengemiddeld en een minnetje ondergemiddeld. De symbolen lopen van – – – tot ++.
Alle plusjes en minnetjes bij elkaar leiden tot een totaalscore tussen de 0 en de 100 punten. Als een opleiding op alle aspecten gemiddeld scoort, krijgt hij 60 punten. Met elk minnetje of plusje gaan er punten af of komen er punten bij.
De totaalscore wordt daarnaast uitgedrukt in één tot vijf sterren. Drie sterren is gemiddeld, bij vier-en-een-half of vijf sterren noemen we het een ‘topopleiding’. Dit is ook te herkennen aan de medaille:
Wil je meer weten over hoe de gids werkt? Ga dan naar de Leeswijzer. Klik op de onderstaande kopjes om per cijfer in de Keuzegids te zien hoe deze tot stand komt.
Hoe de scores precies worden berekend, wordt hieronder in detail uitgelegd. Klik op het juiste kopje voor meer informatie.
Naast de prestaties en de oordelen willen we ook graag wat vertellen over de feiten van een opleiding. Dit hebben we voor je uitgezocht, en hoe we dat doen wordt hieronder besproken.
Eerst geven we per mbo-school het aantal eerstejaars. Het betreft de voorlopige instroomcijfers van oktober 2019. We tellen alleen studenten die voor het eerst instromen in het mbo mee en waarvan een vooropleiding in het voortgezet onderwijs bekend is. Dit om te focussen op nieuwe studenten, en de statistiek niet te vervuilen met o.a. om- en bijscholingsactiviteiten voor bedrijven. We tellen alleen de instroom van niveau 2,3 en 4 opleidingen mee. Deze gegevens zijn afkomstig van DUO, de Dienst Uitvoering Onderwijs (www.duo.nl)
Daarna wordt aangegeven of een school in dit vakgebied BOL en/of BBL opleidingen aanbiedt. Vervolgens geven we aan of één of meer opleidingen op niveau 2,3, en/of 4 worden aangeboden. BOL en BBL zijn daarbij samengenomen. Beide soorten gegevens zijn afkomstig van de opleidingswebsites.
Het gedeelte ‘oordelen’ behandelen we in twee delen: prestaties en studentenoordelen.
Vier kolommen in de tabel gaan over studiesucces van studenten, toegespitst op BOL én BBL, niveau 2, 3 en 4. Het gaat om de meest recente gegevens van DUO, met peildatum september 2019.
Vroegtijdige schoolverlaters (Aandeel VSV): een voortijdig schoolverlater is een student jonger dan 23 jaar die zonder een diploma op havo-, vwo- of mbo niveau 2, 3, 4 of hoger de instelling uitstroomt.
Naar het tweede jaar (succes eerstejaars): percentage van eerstejaars die een jaar later nog bij dezelfde instelling studeren of de instelling met een diploma hebben verlaten in 2017/2018. Dit hoeft niet bij dezelfde opleiding en instelling te zijn waar men is ingestroomd.
Niveauwinst (kwalificatiewinst): het (positieve) verschil tussen het behaalde diplomaniveau in het mbo en het niveau van vooropleiding in het voortgezet onderwijs. De indicator wordt uitgedrukt in het percentage dat een diploma heeft behaald op minimaal het niveau dat op basis van de vooropleiding kan worden verwacht. Peiljaar is 2017/2018.
Niveauwinst (succes eerstejaar hbo):Omdat dit voor mbo niveau 4 altijd 100% zou zijn, is dit gecorrigeerd met het percentage dat succesvol het eerste jaar op het hbo doorloopt. In artikelen waarin zowel niveau 2,3 als niveau 4 voorkomt is een gecombineerde score gemaakt van niveauwinst voor niveau 2 en 3, en het succes op het hbo voor niveau 4.
Doorstroom: percentage gediplomeerde mbo’ers (2017/2018) die na het behalen van het diploma binnen de instelling zijn doorgestroomd naar een hoger niveau in 2018/2019. Voor gediplomeerden op niveau 4 is gekeken of zij een jaar later staan ingeschreven op het hbo.
Er zijn alleen scores berekend op basis van aantallen van minstens 10 studenten. Wanneer dit aantal te laag is of de data niet bekend is tonen wij een ‘nb’. De score die hieraan gegeven wordt is afhankelijk van het gemiddelde van de studierichting, zodat de opleiding geen oneerlijk voor- of nadeel krijgt.
De cijfers voor studiesucces van elke school worden naast het landelijke mbo-gemiddelde gelegd en vertaald in zes kwaliteitsklassen, van drie keer min (duidelijk lager dan gemiddeld) tot dubbelplus (veel hoger dan gemiddeld). Hierbij zijn de volgende normen gehanteerd:
Prestatie | Gemidd | – – – | – – | – | o | + | ++ | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Vroegtijdig Schoolverlaters | 5,1% | > 25% | 10,01% – 25% | 7,01% – 10% | 3,5% – 7% | 2% – 3,49% | < 2% | |
Naar 2e jaar | 84,2% | < 66% | 66% – 73,26% | 73,27% – 80,57% | 80,58% – 87,88% | 87,89% – 95,2% | > 95,2% | |
Niveauwinst | Kwal. winst | 80% | < 30% | 30,01% – 45% | 45,01% – 67% | 67,01% – 85% | 85,01% – 94% | > 94% |
Succes hbo | 74% | < 24% | 24,01% – 39% | 39,01% – 61% | 671,01% – 79% | 79,01% – 88% | > 88% | |
Doorstroom* | 36,4% | nvt | < 10,13% | 10,13% – 27,64% | 27,65% – 45,16% | 45,17% – 62,69% | > 62,69% | |
Bij doorstroom valt op dat er geen scores zijn die vallen in de ‘- – -‘ categorie. Dit komt omdat de spreiding naar beneden niet groot genoeg is om deze categorie te vullen. De laagste score die hier mogelijk is, is een ‘- -‘. |
Deze gegevens zijn gebaseerd op JOB-Monitor 2020, de landelijke enquête onder mbo-studenten. In dit onderzoek gaven meer dan 260.000 jongeren hun mening over de kwaliteit van hun opleiding, de stages de schoolorganisatie en dergelijken.
We hebben de studenten in vier categorieën ingedeeld en hun oordelen over elk kwaliteitsaspect steeds vergeleken met het landelijk gemiddelde oordeel van studenten uit dezelfde categorie. Deze vier categorieën zijn:
Overigens is de laatste categorie verreweg de grootste. Ze omvat twee derde van alle ondervraagde Mbo-studenten.
Wij berekenden vijf themascores, elk gebaseerd op een thema uit de JOB-monitor. Hieronder worden ze getoond:
JOB-thema | Vraag-inhoud |
---|---|
1. Onderwijs en begeleiding | Wat vind je van de manier waarop school je helpt om goed te presteren? |
Wat vind je van hoe jouw docenten lesgeven? | |
Wat vind je van de begeleiding tijdens je opleiding?/td> | |
Wat vind je van hoe je school luistert naar jouw mening? | |
Wat vind je van het nut van de lessen voor jouw toekomst? | |
Na de opleiding moet je kiezen: verder leren of gaan werken. Hoe helpt je school je bij deze keuze? | |
2. Informatie | Wat vind je van hoe school je op de hoogte houdt over hoe het met je gaat in je studie? |
Wat vind je van de informatie die school je geeft over je rechten en plichten? | |
Wat vind je van hoe school omgaat met klachten? | |
Vragen de docenten wat je van de lessen vindt? | |
Wat vind je van de informatie die je kreeg over de hoogte van de schoolkosten? | |
3. Omgeving, sfeer en veiligheid | Wat vind je van de sfeer binnen jouw opleiding? |
Ga je met plezier naar school? | |
Voel je je veilig op school? | |
Wat vind je van de werkplekken op school waar je rustig kunt studeren? | |
Wat vind je van de kantine op school? | |
4a. Stage (alleen voor BOL) | Wat vind je van hoe school jou heeft voorbereid op je stage/bpv? |
Wat vind je van hoe school je begeleidt/heeft begeleid tijdens je stage/bpv? | |
Wat vind je van hoe opdrachten van school aansluiten bij het werk dat je doet op je stage-/bpv-plek? | |
4b. Werkplek (Alleen voor BBL) | Wat vind je van de mogelijkheid om jouw werkervaring te bespreken op school? |
Wat vind je van hoe opdrachten van school aansluiten bij het werk dat je doet op je werkplek? | |
5. Lesmateriaal en toetsen | Wat vind je van het lesmateriaal en de boeken? |
Je hebt boeken en lesmaterialen moeten kopen voor school. Gebruik je deze boeken en lesmaterialen? | |
Wat vind je van hoe goed toetsen aansluiten bij wat je hebt geleerd? | |
Wat vind je van de keuzedelen waaruit je kunt kiezen? | |
Wat vind je van de inhoud van de keuzedelen? |
Betrouwbaarheid
Om over de mbo-scholen alleen oordelen te publiceren die betrouwbaar een representatief zijn, hebben wij de volgende regels toegepast:
Vertaling naar plussen en minnen
In de JOB-Monitor geven studenten hun oordelen op een 5-puntsschaal. De gemiddelde scores per school per vakgebied worden steeds vergeleken met het landelijke gemiddelde van alle leerlingen van dat type*. Met plus- en minsymbolen geven wij in onze tabel aan of de scores van de school meer of minder afwijken van het landelijke gemiddelde bij de vergelijkbare groep leerlingen (zelfde leerweg, zelfde niveau).
* Binnen het MBO blijken de aard van het onderwijs, het type leerlingen en daarmee ook de (oordelen over de) onderwijskwaliteit per leerroute en per opleidingsniveau uiteen te lopen. Voor een eerlijke vergelijking worden de prestaties van opleidingen daarom steeds afgemeten tegen het landelijke gemiddelde van dezelfde leerroute en hetzelfde opleidingsniveau.
De scores in de Keuzegids zijn daarmee ‘relatieve’, want vergelijkende scores. Om dit duidelijk te maken, wordt er geen gebruik gemaakt van rapportcijfers, maar staan er in de tabellen steeds eenvoudige +/- symbolen, die aangeven of een school in dit vakgebied en op dit onderwerp boven, op of onder het gemiddelde scoort. Hier worden de normen gegeven voor opleidingen op niveau BOL 3 of 4:
Thema | Gemidd. | St. Dev. | – – | – | o | + | ++ |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Onderwijs en begeleiding | 3,25 | 0,33 | < 2,765 | 2,765 – 3,084 | 3,085 – 3,414 | 3,415 – 3,744 | > 3,774 |
Informatie | 2,93 | 0,31 | < 2,47 | 2,470– 2,78 | 2,781 – 3,09 | 3,091 – 3,4 | > 3,4 |
Omgeving, sfeer en veiligheid | 3,53 | 0,32 | < 3,05 | 3,05 – 3,365 | 3,366– 3,685 | 3,686 – 4 | > 4 |
Stage/werkplek | 3,03 | 0,42 | < 2,59 | 2,59– 2,908 | 2,909 – 3,229 | 3,23 – 3,549 | > 3,549 |
Lesmateriaal en toetsen | 3,07 | 0,32 | < 2,4 | 2,4 – 2,815 | 2,816 – 3,23 | 3,231 – 3,659 | > 3,659 |
Het ziet er door de vele cijfers wat ingewikkeld uit. Maar het principe is simpel: een opleiding die een gemiddelde score van minder dan 2,470 haalt voor Informatie, krijgt een oordeel ‘– – ‘ (laag). En daarna gaat het in stapjes van 0,31 punt omhoog. De oordelen van de andere drie categorieën studenten zijn volgens onderstaande normen vertaald in plussen en minnen:
Thema | BOL12 | BBL12 | BBL34 | |||
---|---|---|---|---|---|---|
Gemidd. | St. Dev. | Gemidd. | St. Dev. | Gemidd. | St. Dev. | |
Onderwijs en begeleiding | 3,471 | 0,303 | 3,453 | 0,313 | 3,286 | 0,315 |
Informatie | 3,177 | 0,285 | 3,139 | 0,315 | 3,037 | 0,315 |
Omgeving, sfeer en veiligheid | 3,591 | 0,284 | 3,638 | 0,273 | 3,571 | 0,273 |
Stage/werkplek | 3,311 | 0,356 | 3,466 | 0,303 | 3,417 | 0,320 |
Lesmateriaal en toetsen | 3,328 | 0,313 | 3,323 | 0,295 | 3,061 | 0,320 |
Meer details over de berekeningswijze bij ‘gemengde’ studentenpopulaties vind je hier.
Totaalscore
Voor het berekenen van de totaalscore van een school in een vakgebied tellen de studentenoordelen voor 50% mee en de studieprestaties voor de overige 50%.
waarbij de symbolen als volgt meetellen:
2 | 4 | 6 | 8 | 10 |
− − | − | o | + | + + |
De formule is eenvoudig:
De totaalscore wordt hierna op hele punten afgerond.
Bij een score vanaf 75 punten spreken wij van een ‘topopleiding’. In de gids geven we de school in dat vakgebied een medaille: .
De school mag in dat vakgebied dan een jaar lang het kwaliteitszegel van de Keuzegids gebruiken. Voor meer informatie, kijk hier.
Eindoordeel
Tenslotte is naast de totaalscore steeds een ‘eindoordeel’ gegeven. Hiervoor gelden deze normen:
Totaalscore | Classificatie | Oordeel |
---|---|---|
< 45 | zwak | |
45 – 54 | matig | |
55 – 64 | voldoende | |
65 – 74 | goed | |
75 – 84 | zeer goed | |
> 84 | uitstekend |
Per vakgebied geven wij cijfers over de gemiddelde positie van gediplomeerde mbo’ers op de arbeidsmarkt. Deze zijn gebaseerd op gegevens van het Researchcentrum Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit Maastricht. De vijf eerste cijfers komen uit een jaarlijkse enquête onder recent gediplomeerden van het mbo. Om zo actueel mogelijk te zijn, hebben wij dit jaar alleen de gegevens van het laatste enquêtejaar gebruikt. Dit betreft de BVE-Monitor 2019, gepubliceerd in zomer 2020.
Voor een eerlijke vergelijking tussen vakgebieden is in bijna alle vakgebieden de volgende selectie gehanteerd. (de enkele uitzondering wordt in de Keuzegids vermeld):
Concreet is gebruik gemaakt van de volgende gegevens:
*Dit gegeven komt uit de ROA-publicatie “De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2024, geactualiseerd per december 2019.
NB: alle cijfers zijn gemiddeldes per studierichting. Daarbinnen kunnen de kansen per opleiding soms nog flink uiteenlopen. Voor korte termijnverwachtingen over specifieke opleidingen: kijk eens op www.kansopwerk.nl. (SBB).
Voorin de Keuzegids zijn drie ranglijsten opgenomen van de beste ROC’s, beste vakscholen en beste AOC’s. In deze lijsten zijn alleen scholen opgenomen waarover een studentenoordeel beschikbaar was.
De instellingsranglijsten zijn primair gebaseerd op de 48 ranglijsten per studierichting. Hiervoor is een speciale procedure gehanteerd, die rekening houdt met
Dat wordt gedaan met een speciale berekening:
Er is gekozen voor de neutrale score van 60, omdat dit de totaalscore is wanneer je op elk thema een “o” scoort: de ultieme gemiddelde score.
De instellingscore en de totaalscore van de opleidingen hebben zo een vergelijkbare scoring.
De afwijkingsscore wordt als volgt berekend:
In het ene vakgebied scoren alle scholen (veel) positiever dan in het andere vak. Het gemiddelde totaaloordeel van de opleidingen voor de verpleging is bijvoorbeeld 64, terwijl dat bij de opleidingen voor de handel maar 58 is. Een school met alleen verpleegkunde kan dus niet eerlijk vergeleken worden met een school die alleen handel aanbiedt. Om toch te kunnen vergelijken, kijken we steeds per opleidingsrichting of een school het beter of slechter doet dan andere aanbieders van dezelfde opleidingen. We verzamelen van elke school daarom de verschilscores van haar opleidingen.
Elke opleiding weegt in principe zo zwaar als hij groot is. Om op een gewogen verschilscore te komen, vermenigvuldigen we de verschilscore per opleiding met zijn weegfactor. Als weegfactor gebruiken we de in de Keuzegids vermelde instroom per opleidingsrichting. (Bij opleidingen waar deze instroom niet bekend was, is deze geschat op basis van cijfers over het aantal ingeschreven studenten)
Als laatste stap tellen we het totaal van de weging in de vorige stap per instelling, en delen dit door het totale aantal instroom van alle opleidingen van deze instelling.
Voorbeeld:
Een ROC heeft opleidingen in drie van onze ‘vakgebieden’. De totale instroom is 320, als volgt verdeeld:
De berekening gaat nu als volgt:
Verpleging: | – 4 | x | 200 | = | – | 800 | punt |
Logistiek: | + 2 | x | 40 | = | + | 80 | punt |
Toerisme: | + 4 | x | 80 | = | + | 320 | punt |
Dit wordt opgeteld bij de gemiddelde score van 60 voor het gehele mbo:
Gemiddelde opleidingsscore = 58,75
Dit wordt afgerond op halve punten. In dit geval wordt dat 59.