Het ‘expertoordeel’ in de Keuzegids HBO is gebaseerd op de oordelen uit NVAO-accreditatiebesluiten. Vanwege de geleidelijke vernieuwing van het accreditatiestelsel (oude oordelen blijven doorgaans zes jaar geldig!), gelden er nu – in hoofdlijnen – vijf soorten besluiten, met elk een verschillende set aspectoordelen:
*) Dit type heet weliswaar 2014, maar is pas bij besluiten vanaf 2016 toegepast. Belangrijkste wijziging: de kwaliteit van de toetsing en het niveau van afgestudeerden worden weer apart beoordeeld – net zoals bij de klassieke accreditatiebesluiten.
De Keuzegidsredactie heeft uit deze reeks verschillende beoordelingscriteria van de NVAO de grootste gemene deler gehaald en gebruikt die voor het bepalen van het ‘expertoordeel’ – zodat we steeds zo veel mogelijk over dezelfde kwaliteiten hebben.
In de basis gaan wij uit van vier thema-oordelen die elk voor 25% bijdragen aan het expertoordeel van de Keuzegids:
A. Doelstellingen (‘niveau’)
B. Programma & Onderwijsleeromgeving
C. Toetsing & Gerealiseerd niveau
D. Totaaloordeel
Bij de beperkte toets (vóór medio 2016) geeft de NVAO exact vier oordelen en is geen vertaalslag nodig.
De telling is zo: Onvoldoende = 2; Voldoende = 3; Goed = 4; Excellent = 5.
Een opleiding met louter voldoendes krijgt een tussenscore van 12 punten. En een die twee keer V en twee keer G scoort, heeft 14 punten. (Bij de Beperkte Toets vanaf midden 2016 wordt het gemiddelde genomen van de oordelen over toetsing en eindniveau; een opleiding kan dan ook 12,5 of 13,5 punten krijgen)
Berekening themascore B (programma en onderwijsleeromgeving)
Bij de andere typen accreditatiebesluiten wordt het thema-oordeel B samengesteld uit vijf aspectoordelen. De nummers verwijzen naar de indeling van de ‘nieuwe uitgebreide toets’. Tussen haakjes staat het nummer van het aspect in de klassieke accreditaties
2. Oriëntatie van het programma (2.1)
3. Inhoud van het programma (2.2)
4. Vormgeving van het programma (2.7)
9. Kwaliteit van het personeel (3.3)
11. Materiële voorzieningen (4.1)
Van deze aspectoordelen wordt een gemiddelde berekend. Vijf keer een V is een themascore van 3 punten; voor elke G (‘goed’) komt er 0,2 punt bij en voor elke excellent 0,4 extra.
Berekening themascore C (toetsing en gerealiseerd niveau)
Bij een deel van de accreditaties zijn hier twee aparte aspectoordelen. Hiervan wordt het gemiddelde berekend. Een V en een G betekent dan bijvoorbeeld een themascore van 3,5.
Elk accreditatiebesluit resulteert in een optelsom van vier themascores
Alleen bij de klassieke accreditatiebesluiten bestaat er geen afzonderlijk ‘totaaloordeel’. Dit wordt standaard op ‘voldoende’ bepaald, of 3 punten.
Zo zijn er voor elke opleiding vier themascores. Deze worden opgeteld tot een tussenscore.
Zoals gezegd: een opleiding met louter ‘voldoendes’ krijgt vier maal 3 = 12 punten
De berekende tussenscores worden als volgt omgerekend tot de expertoordelen in de Keuzegids. Omdat de range van oordelen bij klassieke accreditatiebesluiten anders was dan recent, zijn er twee licht verschillende sets normen:
Klasse | Betekenis | Tscore NwToets | Tscore Klassiek |
---|---|---|---|
– | ondergemiddeld | < 12 | < 12 |
o | gemiddeld | 12 – 14,1 | 12 – 14,1 |
+ | boven gemiddeld | 14,2 – 16 | 14,2 – 15 |
+ + | sterk boven gemiddeld | > 16,1 | > 15,1 |
Terug naar de pagina Gegevens en bronnen
terug naar de pagina Berekeningswijze en normen