NVAO-rapport wordt expertoordeel: de aanpak in het wo

Let op: onze criteria en normstelling zijn anders dan in Keuzegids 2015.

Het ‘expertoordeel’ in de Keuzegids Universiteiten is gebaseerd op de oordelen uit NVAO-accreditatiebesluiten. Vanwege de geleidelijke vernieuwing van het accreditatiestelsel (oude oordelen blijven doorgaans zes jaar geldig!), gelden er nu – in hoofdlijnen – drie soorten besluiten, met elk een verschillende set aspectoordelen:

  • Klassieke accreditatiebesluiten (vóór herfst 2012). 7 onderwerpen. 21 aspecten.
  • Nieuwe, Beperkte Toets. 3 beoordeelde hoofdissues, 1 totaaloordeel
  • Nieuwe, Uitgebreide Toets. 16 beoordeelde facetten (deze komt in het wo weinig voor)

Bovendien anticiperen we op een volgende aanpassing van de NVAO-criteria. Daarbij krijgen twee van de criteria uit de ‘beperkte toets’ een ruimere omschrijving. Dit is voor ons aanleiding om uit de ‘uitgebreide’ en ‘klassieke’ accreditaties ook een ruimere set criteria te benutten – zodat we het toch steeds zo veel mogelijk over dezelfde kwaliteiten hebben.

Basisberekening, tussenscore

In de basis gaan wij uit van vier thema-oordelen die elk voor 25% bijdragen aan het expertoordeel van de Keuzegids:

  1. Doelstellingen (‘niveau’)
  2. Programma & Onderwijsleeromgeving
  3. Toetsing & Gerealiseerd niveau
  4. Totaaloordeel

Bij de beperkte toets geeft de NVAO exact vier oordelen en is geen vertaalslag nodig. De telling is zo:

De telling is zo: Onvoldoende = 2;  Voldoende = 3;  Goed = 4;  Excellent = 5.

Een opleiding met louter voldoendes krijgt een tussenscore van 12 punten. En een opleiding met twee keer V en twee keer G heeft 14 punten.

 

Berekening themascore B (programma en onderwijsleeromgeving)

Bij de andere typen accreditatiebesluiten wordt het thema-oordeel B samengesteld uit vijf aspectoordelen. De nummers verwijzen naar de indeling van de ‘nieuwe uitgebreide toets’. Tussen haakjes staat het nummer van het aspect in de klassieke accreditaties

2. Oriëntatie van het programma (2.1)

3. Inhoud van het programma (2.2)

4. Vormgeving van het programma (2.7)

9. Kwaliteit van het personeel (3.3)

11. Materiële voorzieningen (4.1)

Van deze aspectoordelen wordt een gemiddelde berekend. Vijf keer een V is een themascore van 3 punten; voor elke G (‘goed’) komt er 0,2 punt bij en voor elke excellent 0,4 extra.

 

Berekening themascore C (toetsing en gerealiseerd niveau)

Zowel bij klassieke accreditaties als bij de meest recente ‘beperkte’ toetsen zijn hier twee aparte aspectoordelen. Hiervan wordt het gemiddelde berekend. Een V en een G betekent dan bijvoorbeeld een themascore van 3,5.

 

Tussenscore

Elk accreditatiebesluit resulteert in een optelsom van vier themascores

Alleen bij de klassieke accreditatiebesluiten bestaat er geen afzonderlijk ‘totaaloordeel’. Dit wordt standaard op ‘voldoende’ bepaald, of 3 punten. Zo zijn er voor elke opleiding vier themascores. Deze worden opgeteld tot een tussenscore. Zoals gezegd: een opleiding met louter ‘voldoendes’ krijgt vier maal 3 = 12 punten.

 

Normering voor ‘expertoordeel’

De berekende tussenscores worden ten slotte als volgt omgerekend tot de expertoordelen in de Keuzegids.