Methodiek Keuzegids Mbo 2020

In de Keuzegids Mbo 2020 vind je heel veel informatie over mbo-opleidingen. Waar komt al die informatie vandaan? En hoe komen de oordelen tot stand? Op deze pagina leggen we het je uit. Eerst globaal, en voor de echte die-hards ook tot in de kleinste details.

Waar komt de informatie uit de Keuzegids vandaan?

Wij werken met informatie uit betrouwbare bronnen, zoals de studentenoordelen uit de JOB-Monitor, arbeidsmarktcijfers van het schoolverlatersonderzoek (de BVE-Monitor) van het Researchcentrum voor Onderzoek en Arbeidsmarkt (ROA), studiesuccescijfers van OCW-DUO en rapporten van de onderwijsinspectie.

Welke opleidingen?

De Keuzegids beschrijft alle officieel geregistreerde opleidingen uit het centraal register CREBO per vakgebied. Dat zijn er ruim 450. Vaak hanteren instellingen zelf ‘unieke’, dus afwijkende marketingnamen voor hun opleidingen. De Keuzegids houdt zich aan de officiële naam. Dat vergelijkt makkelijker met andere scholen. En het zegt vaak meer over de werkelijke inhoud van je opleiding en diploma. Op de opleidingspagina’s van de opleidingen per scholen in de Keuzegids Online vind je de marketingnamen en varianten die de school aanhoudt.

Dit jaar is de Keuzegids ingedeeld in 46 overzichtelijke artikelen en tabellen per vakgebied. Doordat er zoveel verschillende opleidingen in het mbo zijn, worden de opleidingen die onder deze vakgebieden vallen samengevoegd tot één oordeel. Onder één oordeel kunnen dus meerdere opleidingen vallen. Welke opleidingen dit zijn is beschikbaar in een apart bestand: dossiers per vakgebied 2020.

Per vakgebied bespreekt de Keuzegids steeds het opleidingsaanbod en vergelijken we de kwaliteit en prestaties van de verschillende mbo-scholen.

In elk artikel geven wij in één tabel een overzicht en kwaliteitsvergelijking van mbo-scholen die in dat vakgebied opleidingen aanbieden.

NB: in deze tabellen zijn alleen de scholen opgenomen waarvan we gegevens hebben over studentenaantallen en/of studentenoordelen. Het gevolg is dat de meeste particuliere mbo-scholen niet in de tabellen te vinden zijn. Wel worden ze geregeld in de tekst vermeld. Ze staan ook in de online tool Mbo Locatiecheck.
De uitzonderingen zijn TIO, Nootenboom en IVA, drie specialistische particuliere opleiders (in horeca en toerisme, en in mobiliteitsmanagement). Deze beiden laten hun studenten meedoen aan de landelijke enquête JOB-Monitor en zijn daardoor beoordeelbaar. Ze verdienen beiden een plaats in de Keuzegidstabellen.

In de Keuzegids Online kun je wél een overzicht vinden van alle opleidingen per instelling. Het oordeel dat bij deze opleidingen wordt vermeld, is het gebundelde oordeel van alle opleidingen van deze instellingen in hetzelfde vakgebied.

Hoe komen de oordelen uit de Keuzegids tot stand?

Elke opleiding wordt in de Keuzegids op verschillende aspecten beoordeeld. Daarbij tellen de studentenoordelen voor 75% mee en het studiesucces voor 25%.

In de Keuzegids kijken we naar relatieve scores. We laten dus per aspect zien of een opleiding op-, onder-, of bovengemiddeld scoort ten opzichte van het landelijk gemiddelde in het mbo.

Dat kun je onder andere zien aan de symbolen in de tabel. Aan het symbool ‘o’ zie je: de opleiding scoort rond het gemiddelde. Een plusje betekent bovengemiddeld en een minnetje ondergemiddeld. De symbolen lopen van – – – tot ++.

Alle plusjes en minnetjes bij elkaar leiden tot een totaalscore tussen de 0 en de 100 punten. Als een opleiding op alle aspecten gemiddeld scoort, krijgt hij 60 punten. Met elk minnetje of plusje gaan er punten af of komen er punten bij.

De totaalscore wordt daarnaast uitgedrukt in één tot vijf sterren. Drie sterren is gemiddeld, bij vier-en-een-half of vijf sterren noemen we het een ‘topopleiding’. Dit is ook te herkennen aan de medaille:medaille

Wil je meer weten over hoe de gids werkt? Ga dan naar de Leeswijzer. Klik op de onderstaande kopjes om per cijfer in de Keuzegids te zien hoe deze tot stand komt.

Hoe de scores precies worden berekend, wordt hieronder in detail uitgelegd. Klik op het juiste kopje voor meer informatie.

 

 

Feiten

 

Naast de prestaties en de oordelen willen we ook graag wat vertellen over de feiten van een opleiding. Dit hebben we voor je uitgezocht, en hoe we dat doen wordt hieronder besproken.

Eerst geven we per mbo-school het aantal eerstejaars, uitgesplitst tussen BOL en BBL. We tellen alleen studenten jonger dan 31 jaar mee. Dit om te focussen op nieuwe studenten, en de statistiek niet te vervuilen met o.a. om- en bijscholingsactiviteiten voor bedrijven. Daarna wordt met ‘vinkjes’ aangegeven of een school in dit vakgebied één of meer opleidingen op niveau 2,3, en/of 4 aanbiedt. BOL en BBL zijn daarbij samengenomen. Beide soorten gegevens zijn afkomstig van DUO, de Dienst Uitvoering Onderwijs (www.duo.nl)

Weer naar boven

Oordelen

Het gedeelte ‘oordelen’ behandelen we in twee delen: prestaties en studentenoordelen. 

Prestaties

Twee kolommen in de tabel gaan over studiesucces van studenten, toegespitst op BOL én BBL, niveau 3 en 4. Het gaat om de meest recente gegevens van DUO, met peildatum september 2018.

Naar tweede jaar (of ‘survival’) betreft het percentage van de instroom dat na 1 jaar NIET is uitgevallen.
Kans op diploma betreft het percentage dat na vier jaar een diploma op niveau 3 of 4 heeft behaald.

Dit hoeft niet bij dezelfde opleiding en instelling te zijn waar men is ingestroomd. De cijfers betreffen een selectie uit de totale studentenpopulatie:

  • Vooropleiding: alle soorten, behalve ‘onbekend’, ‘ongediplomeerd’
  • Leeftijd bij instroom maximaal 31 jaar

Er zijn alleen scores berekend op basis van aantallen van minstens 20 studenten. Waar nodig zijn gegevens van twee meetjaren (sept 2017 en sept 2018) gebundeld. De cijfers voor studiesucces van elke school worden naast het landelijke mbo-gemiddelde gelegd en vertaald in vijf kwaliteitsklassen, van dubbelmin (duidelijk lager dan gemiddeld) tot dubbelplus (veel hoger dan gemiddeld). Hierbij zijn de volgende normen gehanteerd:

Kgids Mbo 2020: normen bij cijfers studiesucces (mbo-niveau 3 en 4)
Prestatie BOL/BBL Gemidd – – – – – o + ++
 Door naar jr 2? BOL 92% < 71,00% 71,00% – 80,99% 81,00% – 88,99% 89,00% – 94,99% 95,00% – 98,99% > 98,99%
BBL 86% < 65,00% 65,00% – 74,99% 75,00% – 82,99% 83,00% – 88,99% 89,00% – 93,99% > 93,99%
 Diploma na 4 jr BOL 70% < 44,00% 44,00% – 57,99% 58,00% – 66,99% 67,00 – 75,99% 76,00 – 81,99% > 81,99%
BBL 78% < 52,00% 52,00% – 65,99% 66,00% – 74,99% 75,00% – 83,99% 84,00% – 89,99 > 89,99%


Weer naar boven

Oordelen

 

Deze gegevens zijn gebaseerd op JOB-Monitor 2018, de landelijke enquête onder mbo-studenten. In dit onderzoek gaven meer dan 250.000 jongeren hun mening over de kwaliteit van hun opleiding, de stages de schoolorganisatie en dergelijken.

 

Dit jaar hebben wij niet alleen de oordelen over de BOL-route meegeteld, maar zijn de oordelen van álle studenten gebruikt om een zo representatief mogelijk beeld te geven over de studenttevredenheid. We hebben de studenten daarbij in vier categorieën ingedeeld en hun oordelen over elk kwaliteitsaspect steeds vergeleken met het landelijk gemiddelde oordeel van studenten uit dezelfde categorie.
Deze vier categorieën zijn:

  • BBL1&2
  • BBL3&4
  • BOL1&2
  • BOL3&4

Overigens is de laatste categorie verreweg de grootste. Ze omvat twee derde van alle ondervraagde Mbo-studenten. Wij berekenden zes themascores, elk gebaseerd op een selectie uit de enquêtevragen. Hieronder worden ze getoond:

STUDENTENOORDELEN KEUZEGIDS MBO 2019: de enquêtevragen
Keuzegids-thema vr-nr Vraag-inhoud
 1. Lessen en leren  v9  Kwaliteit lesmateriaal
 v19  Leren in eigen tempo mogelijk?
 v84  Weet je waarom je iets moet leren?
 v86  Word je genoeg uitgedaagd?
 v87  Zijn de lessen nuttig?
 v89  Werkvormen
 2. Docenten & begeleiding  v8  Zijn de docenten goed?
 v16  Hoe vind je de begeleiding bij je opleiding?
 v65  Contact met docenten goed?
 v66  Personeel goed bereikbaar?
 v85  Motiverende lessen?
 3. Toetsing  v11  Tijdig bekend wanneer?
 v12  Tijdig bekend waar het over gaat?
 v13  Krijg je de uitslag op tijd?
 v14  Sluit aan bij stof?
 v18  Goed beeld voortgang?
 v93  Tevreden over manier van toetsing?
 4a. Stage*  v28  Goed voorbereid?
 v31  leer je genoeg?
 v33  Begeleiding door school
 v34  Begeleiding op stage zelf
 v35  Beoordeling OK?
<strong >4b. Werkplek**  v37  Begeleiding door leerbedrijf
 v38  Kan op school ervaringen delen?
 v39  Leer je genoeg?
 v40  Sluit school genoeg aan op werkplek?
 v41  Beoordeling OK?
<strong >5. Loopbaanbegeleiding  v32  Sluit schoolles aan op stage?*
 v47  Goed begeleid bij vervolgkeuze?
 v96  Tevreden aanbod keuzedelen?
 v100  Weet je wat je straks gaat doen?
 6. Schoolklimaat  v53  Duidelijk over regels
 v55  Behandeling klachten
 v57  Jouw mening belangrijk?
 v62  Aandacht voor veiligheid
 v63  De sfeer binnen school
 * Alleen bij BOL, is de ‘schoolvariant’ van MBO
 ** Alleen bij BBL, is de ‘werkend leren’ variant van het MBO

In deze selectie ligt de focus op de kwaliteit van het onderwijs en daarvoor relevante randvoorwaarden. Niet meegeteld zijn o.a. vragen over algemene voorzieningen (kantine).

Verder is van elk deelaspect geanalyseerd hoe sterk de oordelen erover samenhingen met de algehele tevredenheid van de leerlingen. Zo zijn de meest relevante deelaspecten uitgekozen. Per thema tellen de vermelde deelonderwerpen steeds even zwaar mee. Voor de berekening en presentatie van de oordelen zijn verder de volgende spelregels gehanteerd:

Betrouwbaarheid
Om over de mbo-scholen alleen oordelen te publiceren die betrouwbaar een representatief zijn, hebben wij de volgende regels toegepast:

    • Minimum steekproef. Er zijn alleen oordelen gepubliceerd op basis van minstens 20 studenten
    • Betrouwbaarheidsmarge. Daarnaast mocht de betrouwbaarheidsmarge van het berekende oordeel over een school niet groter zijn dan 0,3 punt. Bij grote opleidingen met sterke variatie in oordelen was daardoor soms 35 studenten nog niet genoeg voor een betrouwbaar oordeel.
    • Bundeling.Als een school in een vakgebied te weinig ondervraagde studenten had, zijn waar mogelijk de oordelen over twee of meer verwante vakgebieden gebundeld.

 

Vertaling naar plussen en minnen
In de JOB-Monitor geven studenten hun oordelen op een 5-puntsschaal. De gemiddelde scores per school per vakgebied worden steeds vergeleken met het landelijke gemiddelde van alle leerlingen van dat type*. Met plus- en minsymbolen geven wij in onze tabel aan of de scores van de school meer of minder afwijken van het landelijke gemiddelde bij de vergelijkbare groep leerlingen (zelfde leerweg, zelfde niveau).

* Binnen het MBO blijken de aard van het onderwijs, het type leerlingen en daarmee ook de (oordelen over de) onderwijskwaliteit per leerroute en per opleidingsniveau uiteen te lopen. Voor een eerlijke vergelijking worden de prestaties van opleidingen daarom steeds afgemeten tegen het landelijke gemiddelde van dezelfde leerroute en hetzelfde opleidingsniveau.

De scores in de Keuzegids zijn daarmee ‘relatieve’, want vergelijkende scores. Om dit duidelijk te maken, wordt er geen gebruik gemaakt van rapportcijfers, maar staan er in de tabellen steeds eenvoudige +/- symbolen, die aangeven of een school in dit vakgebied en op dit onderwerp boven, op of onder het gemiddelde scoort. Hier worden de normen gegeven voor opleidingen op niveau BOL 3 of 4:

Kgids Mbo 2018: normen bij oordelen
Thema Gemidd. St. Dev. – – – – – o + ++
 Lessen en leren 3,37 0,27 < 2,695 2,695 – 2,964 2,965 – 3,234 3,235 – 3,504 3,505 – 3,774 > 3,774
 Docenten 3,54 0,29 < 2,815 2,815 – 3,104 3,105 – 3,394 3,395 – 3,684 3,685 – 3,974 > 3,974
 Toetsing 3,64 0,27 < 2,964 2,965 – 3,234 3,235 – 3,504 3,505 – 3,774 3,775 – 4,044 > 4,044
 Stage/werkplek 3,65 0,29 < 2,924 2,925 – 3,214 3,215 – 3,504 3,505 – 3,794 3,795 – 4,084 > 4,084
 Loopbaanbegeleiding 3,43 0,30 < 2,680 2,680 – 2,979 2,980 – 3,279 3,280 – 3,579 3,580 – 3,879 > 3,879
 Schoolklimaat 3,41 0,30 < 2,660 2,660 – 2,959 2,960 – 3,259 3,260 – 3,559 3,560 – 3,859 > 3,859

Het ziet er door de vele cijfers wat ingewikkeld uit. Maar het principe is simpel: een opleiding die een gemiddelde score van minder dan 2,815 haalt voor docenten, krijgt een oordeel ‘- – – ‘ (zeer laag). En daarna gaat het in stapjes van 0,29 punt omhoog. De oordelen van de andere drie categorieën studenten zijn volgens onderstaande normen vertaald in plussen en minnen:

Gemiddelde en stapgrootte overige leerwegen en niveaus
Thema BOL12 BBL12 BBL34
Gemidd. St. Dev. Gemidd. St. Dev. Gemidd. St. Dev.
 Lessen en leren 3,454 0,276 3,507 0,318 3,439 0,323
 Docenten 3,661 0,291 3,694 0,363 3,656 0,345
 Toetsing 3,684 0,281 3,800 0,352 3,853 0,337
 Stage/werkplek 3,714 0,301 3,832 0,256 3,837 0,247
 Loopbaanbegeleiding 3,525 0,287 3,663 0,322 3,684 0,346
 Schoolklimaat 3,524 0,303 3,548 0,340 3,483 0,318

Meer details over de berekeningswijze bij ‘gemengde’ studentenpopulaties vind je hier.

Weer naar boven

Totaalscore/ oordeel

Totaalscore
Voor het berekenen van de totaalscore van een school in een vakgebied nemen we eerst het gemiddelde van de scores in alle acht kolommen.
Daarbij tellen de studentenoordelen voor 75% mee en het studiesucces voor 25%.

De formule is eenvoudig:

  • Totaal = 2,5 x som (deelscores)

waarbij de symbolen als volgt meetellen:

1 2 3 4 5
− − o + + +

De totaalscore wordt hierna op hele punten afgerond.
Bij een score vanaf 75 punten spreken wij van een ‘topopleiding’. In de gids geven we de school in dat vakgebied een medaille: medaille.
De school mag in dat vakgebied dan een jaar lang het kwaliteitszegel van de Keuzegids gebruiken. Voor meer informatie, kijk hier.

 

Eindoordeel
Tenslotte is naast de totaalscore steeds een ‘eindoordeel’ gegeven. Hiervoor gelden deze normen:

Classificatie totaaloordeel
 Totaalscore  Classificatie  Oordeel
< 46  zwak 1 ster
46 – 55  matig 1 ster
56 – 65  voldoende 1 ster
66 – 75  goed 1 ster
76 – 85  zeer goed 1 ster
> 85  uitstekend 1 ster

Weer naar boven

Arbeidsmarkt

 

Per vakgebied geven wij cijfers over de gemiddelde positie van gediplomeerde mbo’ers op de arbeidsmarkt. Deze zijn gebaseerd op gegevens van het Researchcentrum Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit Maastricht. De vijf eerste cijfers komen uit een jaarlijkse enquête onder recent gediplomeerden van het mbo. Om zo actueel mogelijk te zijn, hebben wij dit jaar alleen de gegevens van het laatste enquêtejaar gebruikt. Dit betreft de BVE-Monitor 2018, gepubliceerd in zomer 2018.

Voor een eerlijke vergelijking tussen vakgebieden is in bijna alle vakgebieden de volgende selectie gehanteerd. (de enkele uitzondering wordt in de Keuzegids vermeld):

  • leeftijd ten tijde van enquête tussen 17 en 33 jaar
  • niveau 3 en 4 (alleen bij particuliere beveiliging betreft het BOL niveau 2)
  • leerweg BOL

Concreet is gebruik gemaakt van de volgende gegevens:

  1. Hoeveel % leerde door? Dit cijfer is vooral belangrijk om te begrijpen waarom er zo weinig mensen werken. Gemiddeld blijkt 50 procent van de mbo-studenten na een diploma op niveau 3 of 4 nog door te studeren: bij een andere opleiding in het mbo, of in het hbo. (hierbij is ook duaal studeren of ‘werkend leren’ meegeteld)
  2. Direct betaald werk?Minstens 12 uur per week. Combinatie werk/studie is niet meegeteld. Gemiddeld blijkt maar 47% direct na diplomering een betaalde baan te hebben.
  3. Werkweek (uren)Gemiddelde van degenen die werk hebben. Is recent 33 uur per week.
  4. Bruto uurloonGemiddelde van degenen die werk hebben. Gemiddelde van BOL niveau 3/4 is nu 11.5 euro per uur.
  5. Oordeel: nuttig diploma?De vraag was: gaf deze opleiding je een goede startpositie op de arbeidsmarkt? De ondervraagden konden een score van 1 tot 5 (zeer slecht tot zeer goed) geven. Weergegeven is het percentage dat een score 4 of 5 gaf. Zo tevreden is 56% van de gediplomeerden.
  6. Baankans tot 2020*Het gaat om de verhouding tussen het aantal verwachte nieuwe mbo-gediplomeerden en het aantal verwachte vacatures. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de kansen voor mbo-niveau 2 en niveau 3 +4. Deze scores zijn door ROA zelf al in termen van ‘slecht’ en ‘matig’ tot en met ‘zeer goed’ geformuleerd. Dit hebben wij overgenomen, met een enkele aanpassing bij het samenvoegen van vakgebieden.

*Dit gegeven komt uit de ROA-publicatie “De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2024, geactualiseerd per december 2019.
NB: alle cijfers zijn gemiddeldes per vakgebied. Daarbinnen kunnen de kansen per opleiding soms nog flink uiteenlopen. Voor korte termijnverwachtingen over specifieke opleidingen: kijk eens op www.kansopwerk.nl. (SBB).

Weer naar boven

Ranking in artikel “De beste scholen”

Voorin de Keuzegids zijn drie ranglijsten opgenomen van de beste ROC’s, beste vakscholen en beste AOC’s. In deze lijsten zijn alleen scholen opgenomen waarover een studentenoordeel beschikbaar was.

Weer naar boven

Scores opleidingen

De instellingsranglijsten zijn primair gebaseerd op de 47 ranglijsten per vakgebied. Hiervoor is een speciale procedure gehanteerd, die rekening houdt met

  • (a) verschillen in omvang van opleidingen en
  • (b) verschillende oordeelspatronen per opleidingsrichting.

Dat wordt gedaan met een speciale berekening:

  • Opleidingsscore = 60 + gewogen verschilscore

Er is gekozen voor de neutrale score van 60, omdat dit de totaalscore is wanneer je op elk thema een “o” scoort: de ultieme gemiddelde score.
De instellingscore en de totaalscore van de opleidingen hebben zo een vergelijkbare scoring.

De afwijkingsscore wordt als volgt berekend:

  • 1. Vergelijking met verwante opleidingen

In het ene vakgebied scoren alle scholen (veel) positiever dan in het andere vak. Het gemiddelde totaaloordeel van de opleidingen voor de verpleging is bijvoorbeeld 64, terwijl dat bij de opleidingen voor de handel maar 58 is. Een school met alleen verpleegkunde kan dus niet eerlijk vergeleken worden met een school die alleen handel aanbiedt. Om toch te kunnen vergelijken, kijken we steeds per opleidingsrichting of een school het beter of slechter doet dan andere aanbieders van dezelfde opleidingen. We verzamelen van elke school daarom de verschilscores van haar opleidingen.

  • 2. Weging naar omvang

Elke opleiding weegt in principe zo zwaar als hij groot is. Om op een gewogen verschilscore te komen, vermenigvuldigen we de verschilscore per opleiding met zijn weegfactor. Als weegfactor gebruiken we de in de Keuzegids vermelde instroom per opleidingsrichting. (Bij opleidingen waar deze instroom niet bekend was, is deze geschat op basis van cijfers over het aantal ingeschreven studenten)

  • 3. Er wordt een gewogen afwijkingsscore berekend

Als laatste stap tellen we het totaal van de weging in de vorige stap per instelling, en delen dit door het totale aantal instroom van alle opleidingen van deze instelling.

Voorbeeld:

Een ROC heeft opleidingen in drie van onze ‘vakgebieden’. De totale instroom is 320, als volgt verdeeld:

  • Verpleging scoort 60 punt. Dit is 4 punt onder het verpleegkundegemiddelde. Instroom is 200.
  • Bij Logistiek scoort het ROC ook 60 punt. Hier is dat 2 punten boven het gemiddelde. 40 leerlingen.
  • De Toerisme-afdeling scoort 64 punten, is + 4. Deze opleiding telt 100 leerlingen.

De berekening gaat nu als volgt:

Verpleging: – 4 x 200 = 800 punt
Logistiek: + 2 x 40 = + 80 punt
Toerisme: + 4 x 80 = + 320 punt
  • Totaal: -400 punten / 320 = MIN 1,25 pt

Dit wordt opgeteld bij de gemiddelde score van 60 voor het gehele mbo:

Gemiddelde opleidingsscore = 58,75

Dit wordt afgerond op halve punten. In dit geval wordt dat 59.

Weer naar boven

Oordelen inspectie

De onderwijsinspectie houdt toezicht op het mbo. Ze beoordeelt scholen minstens elke vier jaar op basis van een steekproef van opleidingen en rapporteert daarover op haar website. Uit deze rapportages leiden wij twee indicatoren af, die wij samenvatten in één ‘inspectie-oordeel’. Dit oordeel komt volledig voor verantwoording van de Keuzegidsredactie. Meer details hierover zijn te vinden op een aparte pagina. Let op! Deze uitleg gaat over de Keuzegids mbo 2019. De methode is hetzelfde gebleven, maar de peildatum waarop we het oordeel baseren is nu december 2019 De instellingsscore bestaat uit: – De gemiddelde opleidingsscore – Een correctie van maximaal 4 punten op basis van het inspectieoordeel

Weer naar boven