In de Keuzegids masters 2020 vind je heel veel informatie over hbo- en wo masters. Waar komt al die informatie vandaan? En hoe komen de oordelen tot stand? Op deze pagina leggen we het je uit. Eerst globaal, en voor de echte diehards ook tot in de kleinste details.
Waar komt de informatie uit de Keuzegids vandaan?
Wij werken met informatie uit betrouwbare bronnen, zoals de studentenoordelen uit de Nationale Studenten Enquête (NSE) en arbeidsmarktcijfers van het Researchcentrum voor Onderzoek en Arbeidsmarkt (ROA).
Die cijfers selecteren en bewerken wij vervolgens zelf. Daarbij vinden we het belangrijk dat de cijfers vergelijkbaar zijn, en dat ze relevant zijn voor studiekiezers. Voor de studentenoordelen kijken wij naar concrete vragen uit de NSE, bijvoorbeeld over de docenten of de praktijkgerichtheid. Algemene vragen zoals ‘zou je de opleiding aanraden aan anderen’ vallen af.
Welke opleidingen?
In deze gids zijn alle masteropleidingen opgenomen die aan drie voorwaarden voldoen:
Hoe komen de oordelen uit de Keuzegids tot stand?
Elke opleiding wordt in de Keuzegids op verschillende aspecten beoordeeld. Vanuit alle NSE-vragen hebben we tien thema’s geselecteerd, waaronder de vragen vallen met de beste samenhang onderling.
In de Keuzegids kijken we naar relatieve scores. We laten dus per thema zien of een opleiding op-, onder-, of bovengemiddeld scoort ten opzichte van het landelijk gemiddelde van alle masteropleidingen.
Dat zie je aan de symbolen in de tabel. Met een ‘o’ scoort de opleiding rond het gemiddelde. Een plusje betekent bovengemiddeld en een minnetje ondergemiddeld. De symbolen lopen van – – – tot ++.
In tegenstelling tot de andere Keuzegidsen geven we aan de verschillende opleidingen geen totaalscore, oordeel en topopleiding predicaat. Dit jaar gebruiken we alleen data uit de Nationale Studenten Enquête. De mening van studenten is zeer waardevol, maar niet genoeg om iets te zeggen over de kwaliteit van de opleiding.
Geen nieuwe gegevens uit de Nationale Studenten Enquête – hbo-masters
Vanwege technische problemen bij het invullen van de enquête heeft de Vereniging Hogescholen besloten niet mee te werken met de uitvoering van de enquête in 2019. Dit betekent dat er geen nieuwe resultaten zijn voor de studentenoordelen van de bekostigde hogescholen. Het grootste deel van de particuliere hogescholen heeft in 2019 wel meegewerkt aan de NSE. Deze nieuwe gegevens zijn opgenomen in de Keuzegids. Voor de oordelen van de bekostigde hogescholen (en enkele particuliere hogescholen) hebben we de resultaten van de NSE 2018 gebruikt.
De meeste universiteiten hebben wél meegewerkt aan de NSE 2019, voor de wo-masters hebben we dus wel de nieuwste gegevens gebruikt.
Verschil met de NSE
Je kunt resultaten van opleidingen in de NSE op verschillende manieren weergeven. Op de website Studiekeuze123 worden absolute scores getoond. Je ziet dan dat een bepaalde master 3,4 bij het thema ‘docenten’ scoort, maar wat betekent dat cijfer? Masters scoren gemiddeld 3,63 op dit thema. Deze opleiding zit daar duidelijk onder. In de Keuzegids werken we daarom met relatieve scores, die laten zien of een opleiding hoger of lager dan gemiddeld scoort. In dit geval vind je voor docenten een ‘minnetje’; dat betekent ‘lager dan gemiddeld’.
Daarnaast is de indeling van onze thema’s iets anders. Wij nemen alleen de vragen per thema mee die écht iets over het thema zeggen.
Wil je meer weten over hoe de gids werkt? Ga dan naar de Leeswijzer.
Hoe we aan bepaalde data komen en we de oordelen precies berekenen, wordt hieronder in detail uitgelegd. Klik op het juiste kopje voor meer informatie.
Naast informatie over de opleidingen, studentenoordelen en arbeidsmarktgegevens, vind je in de tabellen de meest voorkomende specialisaties en het percentage internationale studenten. In de online mastervergelijker vind je nog meer feiten, bijvoorbeeld het collegegeld of de voertaal.
Voor de specialisaties doen wij onderzoek op de websites van opleidingen. De meest voorkomende tracks zijn opgenomen in de tabel. Als een master alleen een algemeen programma heeft, wordt dit niet in de tabel vermeld.
Deze cijfers komen van DUO ‘1 cijfer H.O.’, bewerking Nuffic. Wanneer het om minder dan 5 internationale studenten gaat (0-4 studenten) is alléén bij opleidingen met N> 100 een percentage < 5% weergegeven, en alléén bij opleidingen met N> 400 een percentage < 1% weergegeven. Bij kleinere opleidingen is ‘nb’ weergegeven. ‘nb’ omvat ook opleidingen waarvan geen gegevens bekend zijn.
De data die wij zelf bewerken en een oordeel aan geven in de Keuzegids masters 2020 zijn verdeeld over twee onderwerpen: de studentenoordelen, met data van de Nationale Studenten Enquête en de arbeidsmarktgegevens, met data van de Nationale Alumni Enquête.
De studentenoordelen zijn gebaseerd op resultaten van de Nationale Studenten Enquête (NSE) 2017 t/m 2019 voor de wo-masters en de hbo-masters van particuliere hogescholen en op de resultaten van de NSE 2016 t/m 2018 voor de hbo-masters van bekostigde hogescholen. Het betreft eigen selecties en bewerkingen van deze oordelen, afkomstig uit het “landelijk benchmarkbestand” van de NSE. Daarom zijn de oordelen niet per definitie hetzelfde zoals bij andere publicaties van de NSE (bijvoorbeeld zoals op de website Studiekeuze123).
Wij geven hier de essentie van onze bewerkingen en normen weer. Voor instellingen die interesse hebben in gedetailleerde rapportage over sterke en zwakke punten van opleidingen (inclusief meerjarige trend) bestaat de mogelijkheid om hier speciale benchmarkrapporten te bestellen.
Onze bewerking van de masteroordelen omvat de volgende stappen:
Omdat we zo betrouwbaar mogelijk willen zijn, hanteren wij andere normen in stap 4 dan de officiële rapportages over de Nationale Studenten Enquête. Dit kan inhouden dat een opleiding bij ons geen oordeel krijgt op basis van de door ons gehanteerde normen, maar deze wel een oordeel heeft op de website Studiekeuze123.
In stap 1 en 5 proberen wij uit een veelheid aan enquêtevragen de essentie over onderwijskwaliteit te destilleren – en wel zodanig, dat dit ook aansluit op kwaliteitsthema’s uit het verleden.
Hierna focussen wij op de thema-indeling en de klassengrenzen. Allereerst de selectie en thema-indeling van enquêtevragen:
9. INTERNATIONALISERING Int-1 Stimuleren om in het buitenland te studeren
Hoofdthema | Vraagnummer | Korte formulering |
---|---|---|
1. PROGRAMMA | Inh-1 | Niveau van de stof |
Inh-4 | Onderwijs stimulerend | |
Inh-6 | Samenhang programma | |
Inh-7 | Gehanteerde werkvormen | |
Uitd_01 | Uitgedaagd het beste uit jezelf te halen | |
2. TOETSING | Toe-1 | Duidelijke criteria |
Toe-2 | Aansluiting op de stof | |
Toe-4 | Toetsing kennis/inzicht | |
Toe-5 | Toetsing vaardigheden | |
3. DOCENTEN | Doc-1 | Docenten deskundig |
Doc-2 | Didactische kwaliteit docenten | |
Doc-5 | Begeleiding door docenten | |
Doc-6 | Feedback van docenten | |
4. WETSCH. VORMING (HBO: “onderzoek”) |
Wetv-2 | Kritisch beoordelen van publicaties |
Wetv-4 | Schrijven van wetenschappelijke artikelen | |
Wetv-5 | Methoden en technieken v. onderzoek. | |
Wetv-7 | Zelf onderzoek doen * | |
5a PRAKTIJKGERICHTHEID Algemene vaardigheden |
AlV-1 | Kritische houding gestimuleerd |
AlV-3 | Probleemoplossend vermogen | |
AlV-4 | Onderbouwen conclusies | |
AlV-7 | Argumenteren ** | |
5b PRAKTIJKGERICHTHEID Voorbereiding beroep |
VbB-1 | Opdoen van beroepsvaardigheden |
VbB-2 | Praktijkgerichtheid | |
VbB-3 | Contact beroepspraktijk | |
6. HAALBAARHEID | Slast-1 | Spreiding studielast over ’t jaar |
Slast-2 | Haalbaarheid deadlines | |
Slast-4 | Mogelijkh. onvertraagd studeren | |
Roost-3 | Studierooster studeerbaar? | |
Info-2 | Informatie studievoortgang | |
Info-5 | Tijdige uitslagen toetsen | |
7. BEGELEIDING | Sbe-4 | Beschikbaarh. studiebegeleiding |
Sbe-5 | Kwaliteit studiebegeleiding | |
Doc-3 | Bereikbaarheid docenten | |
Doc-4 | Docenten betrokken bij stud | |
8. FACILITEITEN | Sfa-1 | Kwal. onderwijsruimten |
Sfa-3 | Werkplekken zelfstudie | |
Sfa-5 | Bibliotheek | |
Sfa-6 | ICT-faciliteiten | |
Sfa-7 | Digitale leeromgeving | |
Int-2 | Kennis maken met andere culturen | |
Int-3 | Aandacht aan internationale aspecten | |
10. UITDAGEND ONDERWIJS | Uitd-2 | Ruimte voor eigen interesse |
Uitd-3 | Verdieping in lesstof stimuleren | |
Uitd-4 | Studenten inspireren elkaar | |
*) bij hbo-masters vervangen door Wetv-1: “analytisch denken” **) bij hbo-masters vervangen door AlV-6: “samenwerken” |
De scores per thema zijn gebaseerd op het gemiddelde van de onderliggende vraagscores.
Alle studentenoordelen per master worden steeds vergeleken met het landelijke gemiddelde. Voor universitaire masters is dat het gemiddelde van alle oordelen over voltijd wo-masters. In het hbo is dat het gemiddelde van alle oordelen over hbo-masters. Hier geven wij de gemiddelde scores en standaarddeviaties (van opleidingsscores) per hoofdthema.
Wo-masters | Hbo-masters | |||
---|---|---|---|---|
Thema | Gemidd (x) | Stdev (d) | Gemidd (x) | Stdev (d) |
Programma | 3,92 | 0,26 | 3,85 | 0,30 |
Toetsing | 3,77 | 0,27 | 3,66 | 0,32 |
Docenten | 3,91 | 0,26 | 3,89 | 0,32 |
Wet. vorming/ Onderzoek | 3,90 | 0,30 | 3,76 | 0,29 |
Praktijkgerichtheid | 3,79 | 0,30 | 3,83 | 0,27 |
Studeerbaarheid | 3,71 | 0,27 | 3,57 | 0,30 |
Begeleiding | 3,80 | 0,30 | 3,86 | 0,31 |
Faciliteiten | 3,71 | 0,30 | 3,65 | 0,34 |
Internationalisering | 3,31 | 0,53 | 3,50 | 0,30 |
Uitdagend onderwijs | 3,79 | 0,33 | 4,05 | 0,40 |
Deze gemiddeldes vormen de basis voor de beoordeling in de Keuzegids; in de gids worden de verschillen zichtbaar gemaakt. Elke kwaliteitsklasse is 1 standaarddeviatie breed. De klassengrenzen voor het bepalen van de scores in de Keuzegids masters zien er dan als volgt uit:
Gebruikt symbool | – – – | – – | – | o | + | ++ |
---|---|---|---|---|---|---|
Waarden | < 3,270 | 3,270 – 3,529 | 3,530 – 3,789 | 3,790 – 4,049 | 4,050 – 4,309 | > 4,309 |
Algemene formules klassengrenzen | ||||||
Formule ondergrens | nvt | x – 2,5d | x – 1,5d | x – 0,5d | x + 0,5d | x + 1,5d |
Formule bovengrens | x – 2,5d | x – 1,5d | x – 0,5d | x + 0,5d | x + 1,5d | nvt |
Voor alle hoofdthema’s geldt een vergelijkbare kansverdeling van de verschillende scores. Gerekend in aantallen studenten is deze kansverdeling symmetrisch, maar als we naar opleidingen kijken is hij scheef. Dat komt doordat kleinere opleidingen vaker bovengemiddelde scores behalen.
Bij meerjarige bundeling bij opleidingen met (te) kleine studentenaantallen berekenen wij waar mogelijk een gemiddeld oordeel over twee of drie enquêtejaren. Deze oordelen worden aan dezelfde normen onderworpen als die van louter 2019.
Bij elk vakartikel in de Keuzegids vind je cijfers over de baankansen na je studie. Ze komen uit de grote enquête onder pas (sinds 1,5 jaar) afgestudeerden, de Nationale Alumni Enquête (NAE) van de VSNU. Wij wilden die gegevens zo verwerken dat je een eerlijke vergelijking tussen de studies krijgt. Dat gaat niet vanzelf, maar met steun van het onderzoeksinstituut ROA van de Universiteit Maastricht is dat toch gelukt. Hier een uitleg over de hoofdpunten.
De gegevens ‘bruto maandinkomen’ en ‘goed voorbereid op werk’ zijn gebaseerd op de Nationale Alumni Enquête (NAE) 2017 van de vereniging van universiteiten (VSNU). Dit is een enquête onder afgestudeerde masters. Deze gegevens worden geleverd door het ROA in opdracht van het VSNU. De “baankans tot 2024” betreft de tweejaarlijkse prognoses van het ROA, geactualiseerd in december 2019.
Op de Keuzegids Online kunt u tot drie masters met elkaar vergelijken op oordelen maar ook op verschillende feiten, zoals praktische informatie, collegegeld, specialisaties en toelatingseisen. Hieronder geven wij aan hoe we aan deze informatie zijn gekomen.
de informatie over de opleidingsvorm, aantal studiepunten, mastertitel, opleidingscode en website halen wij uit de landelijke studiekeuzedatabase van Studiekeuze123. Deze informatie checken wij en vullen wij vervolgens aan met behulp van de websites van de opleidingen, waarbij we ook het startmoment en de voertaal invullen.
Voor de voertaal doen wij eigen onderzoek op de websites van opleidingen. De gegevens uit landelijke bronnen (croho-register, studiekeuzedatabase) blijken namelijk niet volledig en correct.
standaard
Vermeld is het tarief voor 60 ects van voltijdstudenten in hun ‘eerste studie’ in studiejaar 2020/2021. Bij de bekostigde hogescholen is dit vrijwel steeds het wettelijk collegegeld. Dit is 2143 euro. In enkele gevallen mogen bekostigde instellingen van dit tarief afwijken.
tweede studie
Instellingscollegegeld, geldt voor studenten die al een mastergraad behaald hebben. uitzonderingen zijn studenten die voor de eerste keer een master in de zorg of het onderwijs volgen (daarvoor geldt het standaard tarief).
De gegevens komen uit het landelijke 1CHO-bestand (‘1 cijfer H.O.’). Wij haalden deze cijfers dit jaar uit de landelijke studiekeuzedatabase van Studiekeuze123.
Voor de specialisaties doen wij onderzoek op de websites van opleidingen. We hebben alle verschillende tracks van een master vermeld, mits daar informatie over te vinden is op de website van de opleiding. Ook als de opleiding een algemeen programma heeft, staat dit in de mastervergelijker vermeld.
Hier lees je wat de termen in het selectieblok van de mastervergelijker betekenen. Alle informatie over selectie is van toepassing op studenten die een bachelor behaald hebben aan een Nederlandse universiteit of hogeschool.
Toelating direct
Hierbij word je zonder verdere eisen toegelaten met een bachelor die voldoende aansluit op de master. Voor een wo-master is in principe altijd een wo-bachelor nodig, tenzij anders vermeld.
Toelating indirect
Hierbij moet je door een selectieprocedure (selectie/loting), als de vooropleiding wordt gecheckt door een commissie, of als een premaster voorwaarde is voor toelating.
Toelating individueel bekeken
Een commissie beoordeelt in hoeverre je vooropleiding/ervaring voldoende aansluit. Hierna word je alsnog zonder verdere eisen toegelaten. Meestal wordt er gekeken naar vooropleiding, maar soms ook naar kwaliteiten, vaardigheden of werkervaring.
Selectie-eisen
Geldt voor selectieve studies. Er wordt bijvoorbeeld gekeken naar de hoogte van cijfers, assessment of interview. Motivatie en cv e.d. worden als ‘standaard’ beschouwd en daarom niet specifiek genoemd. Dat geldt ook voor bepaalde kwaliteiten, zoals ‘interesse in onderzoek.’ Bij selectie wordt ook altijd gecheckt of de vooropleiding voldoende aansluit.
Als er behalve standaard-eisen geen andere selectiecriteria worden genoemd, wordt ‘alleen standaard-eisen’ vermeld. Als de selectiecriteria helemaal niet worden toegelicht, wordt dit als ‘onbekend’ aangemerkt.
Taaleisen
Bij ‘Ja’ geldt een taaleis voor studenten met een bachelor aan een Nederlandse universiteit, in de vorm van een taaltoets zoals IELTS of TOEFL. Vrijstellingen zijn vaak mogelijk (bijv. voor Engelstalige bachelors). Als er niets is ingevuld kan het zijn dat je als hbo’er nog wel moet kunnen aantonen dat je Engels op vwo-niveau beheerst.