De Keuzegids beschrijft alle officieel geregistreerde opleidingen uit het centraal register CREBO per vakgebied. beschreven. Dat zijn er ruim 450. Vaak hanteren instellingen zelf ‘unieke’, dus afwijkende marketingnamen voor hun opleidingen. De Keuzegids houdt zich aan de officiële naam. Dat vergelijkt makkelijker met andere scholen. En het zegt vaak meer over de werkelijke inhoud van je opleiding en diploma.
Dit jaar is de Keuzegids ingedeeld in 47 overzichtelijke artikelen en tabellen per vakgebied. Deze indeling is een stuk fijnmaziger dan de 16 ‘domeinen’ die het hbo zelf hanteert. Zo zitten in deze gids dierverzorging, akkerbouw en bloemschikken niet meer in één artikel bij elkaar. Ook sport en beveiliging zijn uit elkaar getrokken. De indeling is gebaseerd op groepen beroepsopleidingcodes of bc-codes. Hij is tevens gekoppeld aan een éénduidige indeling van kwalificatiedossiers.
Als toelichting bij de indeling is een apart bestand downloadable: dossiers per vakgebied 2018.
Per vakgebied bespreekt de Keuzegids steeds het opleidingsaanbod en vergelijken we de kwaliteit en prestaties van de verschillende mbo-scholen.
Per vakgebied geven wij cijfers over de gemiddelde positie van gediplomeerde mbo’ers op de arbeidsmarkt. Deze zijn gebaseerd op gegevens van het Researchcentrum Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit Maastricht.
De vijf eerste cijfers komen uit een jaarlijkse enquête onder recent gediplomeerden van het mbo. Om zo actueel mogelijk te zijn, hebben wij dit jaar alleen de gegevens van het laatste enquêtejaar gebruikt. Dit betreft de BVE-Monitor 2016, gepubliceerd in zomer 2017. Voor een eerlijke vergelijking tussen vakgebieden is in bijna alle vakgebieden de volgende selectie gehanteerd. (de enkele uitzondering wordt in de Keuzegids vermeld):
– leeftijd ten tijde van enquête tussen 17 en 33 jaar
– niveau 3 en 4
– leerweg BOL
Concreet is gebruik gemaakt van de volgende gegevens:
1. Hoeveel % leerde door? Dit cijfer is vooral belangrijk om te begrijpen waarom er zo weinig mensen werken. Gemiddeld blijkt bijna de helft van de mbo-studenten na een diploma op niveau 3 of 4 nog door te studeren: bij een andere opleiding in het mbo, of in het hbo. (hierbij is ook duaal studeren of ‘werkend leren’ meegeteld)
2. “Direct betaald werk?”. Minstens 12 uur per week. Combinatie werk/studie is niet meegeteld. Gemiddeld blijkt maar 47% direct na diplomering een betaalde baan te hebben.
3. “Werkweek (uren)”. Gemiddelde van degenen die werk hebben. Is recent 33,4 uur per week.
4. “Bruto uurloon”. Zelfde selectie als bij (3). Gemiddelde van BOL niveau 3/4 is nu 9,8 euro per uur.
5. “Oordeel: nuttig diploma?”. De vraag was: gaf deze opleiding je een goede startpositie op de arbeidsmarkt? De ondervraagden konden een score van 1 tot 5 (zeer slecht tot zeer goed) geven. Weergegeven is het percentage dat een score 4 of 5 gaf. Zo tevreden is nog maar 46% van de gediplomeerden.
De ‘bolletjes’ achter elk cijfer geven aan of dit vakgebied beter of slechter scoort dan het mbo-gemiddelde. Hier geven we die gemiddeldes, en onze normen aan:
Gemidd. | ● | ●● | ●●● | ●●●● | ●●●●● | ●●●●●● | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
% betaald werk | 0,47 | < 27,5% | < 40,5% | < 53,5% | < 66,5% | v.a. 66,5% | nvt |
Aantal uren/wk | 33,4 | < 28,6 u | < 31,8 u | < 35,0 u | < 38,2 u | v.a. 38,2 u | nvt |
Uurloon in euro | 9,8 | < € 8,00 | < € 9,20 | < € 10,40 | < € 11,60 | < € 12,80 | v.a. 12,80 |
% tevreden* | 0,46 | < 26,5% | < 39,5% | < 52,5% | < 65,5% | < 78,5% | v.a. 78,5% |
*) Vraag: geeft ’t diploma je ’n goede start op de arbeidsmarkt? |
Verder is er nog gebruik gemaakt van cijfers uit een andere bron:
6. “Baankans tot 2020”. Dit gegeven komt uit de ROA-publicatie “De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2020”, van 8 december 2015
Het gaat om de verhouding tussen het aantal verwachte nieuwe mbo-gediplomeerden en het aantal verwachte vacatures. Het betreft dan het gemiddelde van alle mbo-niveaus (niveau 2 t/m 4).
Deze scores zijn door ROA zelf al in termen van ‘slecht’ en ‘matig’ tot en met ‘zeer goed’ geformuleerd. Dit hebben wij overgenomen, met een enkele aanpassing bij het samenvoegen van vakgebieden. De gemiddelde verwachting voor mbo’ers is “matig”
NB: alle cijfers zijn gemiddeldes per vakgebied. Daarbinnen kunnen de kansen per opleiding soms nog flink uiteenlopen. Voor korte termijnverwachtingen over specifieke opleidingen: kijk eens naar www.kansopwerk.nl. (SBB).
In elk artikel geven wij in één tabel een overzicht en kwaliteitsvergelijking van mbo-scholen die in dat vakgebied opleidingen aanbieden.
NB: in deze tabellen zijn alleen de scholen opgenomen waarvan we gegevens hebben over studentenaantallen en/of studentenoordelen. Het gevolg is dat de meeste particuliere mbo-scholen niet in de tabellen te vinden zijn. Welk worden ze geregeld in de tekst vermeld. Ze staan ook in de online tool Mbo Locatiecheck
De uitzonderingen zijn TIO en IVA, twee specialistische particuliere opleiders (in horeca en toerisme, en in mobiliteitsmanagement). Deze beiden laten hun studenten meedoen aan de landelijke enquête JOB-Monitor en zijn daardoor beoordeelbaar. Ze verdienen beide een plaats in de Keuzegidstabellen.
1. Opleidingsniveaus en Instroomgegevens
Eerst geven we per mbo-school het aantal eerstejaars, uitgesplitst tussen BOL en BBL. We tellen alleen studenten jonger dan 31 jaar mee. Dit om te focussen op nieuwe studenten, en de statistiek niet te vervuilen met o.a. om- en bijscholingsactiviteiten voor bedrijven.
Daarna wordt met ‘bolletjes’ aangegeven of een school in dit vakgebied één of meer opleidingen op niveau 2,3, en/of 4 aanbiedt. BOL en BBL zijn daarbij samengenomen.
Beide soorten gegevens zijn afkomstig van DUO, de Dienst Uitvoering Onderwijs (www.duo.nl,)
2. Statistieken studiesucces
Twee kolommen in de tabel gaan over studiesucces van studenten, toegespitst op BOL én BBL, niveau 3 en 4. Het gaat om de meest recente gegevens van DUO, met peildatum september 2015.
=> “Naar tweede jaar” (of ‘survival’) betreft het percentage van de instroom dat na 1 jaar NIET is uitgevallen.
=> “Kans op diploma” betreft het percentage dat na vier jaar een diploma op niveau 3 of 4 heeft behaald. Dit hoeft niet bij dezelfde opleiding en instelling te zijn waar men is ingestroomd.
De cijfers betreffen een selectie uit de totale studentenpopulatie:
Er zijn alleen scores berekend op basis van aantallen van minstens 20 studenten. Waar nodig zijn gegevens van twee meetjaren (sept 2015 en sept 2016) gebundeld.
De cijfers voor studiesucces van elke school zijn vertaald in vijf kwaliteitsklassen, van dubbelmin (duidelijk lager dan gemiddeld) tot dubbelplus (veel hoger dan gemiddeld). Hierbij zijn de volgende normen gehanteerd:
Gemidd. | – – – | – – | – | o | + | ++ | +++ | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Door naar jr 2? | 0% | < -22,5% | < -12,5% | < -3,5% | < +3,5% | < +8,5% | v.a. +8,5% | nvt |
Diploma na 4 jr | 0% | < -30 % | < -18 % | < -6 % | < +6 % | < +18 % | v.a. +18% | nvt |
Dit gemiddelde is voor BOL34: 92 en 68%. En voor BBL34: 87 en 75% |
3. Studentenoordelen
Deze gegevens zijn gebaseerd op JOB-Monitor 2016, de landelijke enquête onder mbo-studenten. In dit onderzoek gaven meer dan 250.000 jongeren hun mening over de kwaliteit van hun opleiding, de stages de schoolorganisatie en dergelijken.
Dit jaar hebben wij niet alleen de oordelen over de BOL-route meegeteld, maar zijn de oordelen van álle studenten gebruikt om een zo representatief mogelijk beeld te geven over de studenttevredenheid. We hebben de studenten daarbij in vier categorieën ingedeeld en hun oordelen over elk kwaliteitsasect steeds vergelelen met het landelijk gemiddelde oordeel van studenten uit dezelfde categorie. Deze vier categorieën zijn: BBL1&2, BBL3&4, BOL1&2 en BOL3&4. Overigens is de laatste categorie verreweg de grootste. Ze omvat tweederde van alle ondervraagde MBO-studenten.
Wij berekenden zes themascores, elk gebaseerd op een selectie uit de enquêtevragen. Hieronder worden ze getoond:
Keuzegids-thema | vr-nr | Vraag-inhoud | Opmerking |
---|---|---|---|
1. docenten | v8 | Docenten goed? | Alle opleidingen |
v20 | Begel. zelfst werk | ||
v65 | Contact docenten | ||
v85 | Motiverend? | ||
2. lessen en leren | v5 | Werkvormen | Alle opleidingen |
v86 | Lesmateriaal | ||
v87 | Leer je genoeg? | ||
v9 | Genoeg uitgedaagd? | ||
v43 | Lessen nuttig? | ||
3. begeleiding | v16 | Goed begeleid? | Alle opleidingen |
v17 | Hulp bij problemen? | ||
v45 | Hulp bij keuzes | ||
4. toetsing e.d. | v11 | Tijdig bekend wanneer? | Alle opleidingen |
v12 | Tijdig bekend wat? | ||
v14 | Sluit aan bij stof? | ||
v15 | Gelijk beoordeeld? | ||
v18 | Goed beeld voortgang? | ||
5a. Praktijkstage (1) | v28 | Goed voorbereid? | Alleen bij BOL, is de ‘schoolvariant’ van MBO |
v31 | Leer je genoeg | ||
v33 | Begel. door school | ||
v34 | Begel. op stage zelf | ||
v35 | Beoordeling OK? | ||
5b. Praktijkstage (2) = werkplek |
v37 | Begel. door leerbedrijf | Alleen bij BBL, is de ‘werkend leren’ variant van het MBO |
v38 | Kan op school kwijt? | ||
v39 | Leer je genoeg? | ||
v40 | Sluit les genoeg aan? | ||
v41 | Beoordeling OK? | ||
6. Schoolorganisatie | v53 | Duidelijk over regels | Alle opleidingen |
v54 | Houdt school zich aan? | ||
v55 | behandeling klachten | ||
v57 | Jouw mening belangrijk? | ||
v62 | Aandacht voor veiligheid | ||
v63 | De sfeer binnen school |
In deze selectie ligt de focus op de kwaliteit van het onderwijs en daarvoor relevante randvoorwaarden. Niet meegeteld zijn o.a. vragen over algemene voorzieningen (kantine). Verder is van elk deelaspect geanalyseerd hoe sterk de oordelen erover samenhingen met de algehele tevredenheid van de leerlingen. Zo zijn de meest relevante deelaspecten uitgekozen. Per thema tellen de vermelde deelonderwerpen steeds even zwaar mee.
Voor de berekening en presentatie van de oordelen zijn verder de volgende spelregels gehanteerd:
Betrouwbaarheid
Om over de mbo-scholen alleen oordelen te publiceren die betrouwbaar een representatief zijn, hebben wij de volgende regels toegepast:
Cleaning: Studenten die meerdere van de genoemde vragen onbeantwoord lieten, zijn uit het bestand verwijderd.
Minimum steekproef. E zijn alleen oordelen gepubliceerd op basis van minstens 20 studenten
Betrouwbaarheidsmarge. Daarnaast mocht de betrouwbaarheidsmarge van het berekende oordeel over een school niet groter zijn dan 0,3 punt. Bij grote opleidingen met sterke variatie in oordelen was daardoor soms 35 studenten nog niet genoeg voor een betrouwbaar oordeel.
Bundeling. Als een school in een vakgebied te weinig ondervraagde studenten had, zijn waar mogelijk de oordelen over twee of meer verwante vakgebieden gebundeld.
Vertaling naar plussen en minnen
In de JOB-Monitor geven studenten leerlingen hun oordelen op een 5-puntsschaal. De gemiddelde scores per school per vakgebied worden steeds vergeleken met het landelijke gemiddelde van alle leerlingen van dat type. Met plus- en minsymbolen geven wij in onze tabel aan of de scores van de school meer of minder afwijken van het landelijke gemiddelde bij de vergelijkbare groep leerlingen (zelfde leerweg, zelfde niveau).
Binnen het MBO blijken de aard van het onderwijs, het type leerlingen en daarmee ook de (oordelen over de) onderwijskwaliteit per leerroute en per opleidingsniveau uiteen te lopen. Voor een eerlijke vergelijking worden de prestaties van opleidingen daarom steeds afgemeten tegen het landelijke gemiddelde van dezelfde leerroute en hetzelfde opleidingsniveau.
De scores in de Keuzegids zijn daarmee ‘relatieve’, want vergelijkende scores. Om dit duidelijk te maken, wordt geen gebruik van rapportcijfers, maar staan in de tabellen steeds eenvoudige +/- symbolen, die aangeven of een school in dit vakgebied en op dit onderwerp boven of onder het gemiddelde scoort.
Hier worden de normen gegeven voor opleidingen op niveau BOL 3 of 4:
Gemidd. | Stappen | – – – | – – | – | o | + | ++ | +++ | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
DOCENTEN EN LESSEN | 3,505 | 0,296 | < 2,765 | < 3,061 | < 3,357 | < 3,653 | < 3,949 | < 4,245 | > 4,132 |
LEER JE GENOEG? | 3,335 | 0,316 | < 2,545 | < 2,861 | < 3,177 | < 3,493 | < 3,809 | < 4,125 | > 4,325 |
BEGELEIDING | 3,445 | 0,319 | < 2,648 | < 2,967 | < 3,286 | < 3,605 | < 3,924 | < 4,243 | > 4,145 |
EERLIJKE TOETSING? | 3,785 | 0,265 | < 3,123 | < 3,388 | < 3,653 | < 3,918 | < 4,183 | < 4,448 | > 4,393 |
STAGE / WERKPLEK | 3,665 | 0,289 | < 2,943 | < 3,232 | < 3,521 | < 3,810 | < 4,099 | < 4,388 | > 4,273 |
SCHOOLORGANISATIE | 3,41 | 0,304 | < 2,650 | < 2,954 | < 3,258 | < 3,562 | < 3,866 | < 4,170 | > 4,022 |
Het ziet er door de vele cijfers wat ingewikkeld uit. Maar het principe is simpel: een opleiding die een gemiddelde score van minder dan 2,765 haalt voor docenten, krijgt een oordeel ‘- – – ‘ (zeer laag). En daarna gaat het in stapjes van 0,296 punt omhoog.
De oordelen van de andere drie categorieën studenten zijn volgens onderstaande normen vertaald in plussen en minnen:
L8
BOL12 | BBL12 | BBL34 | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
DOCENTEN EN LESSEN | 3,675 | 0,302 | 3,734 | 0,361 | 3,695 | 0,38 |
LEER JE GENOEG? | 3,444 | 0,303 | 3,453 | 0,339 | 3,385 | 0,382 |
BEGELEIDING | 3,6 | 0,308 | 3,62 | 0,356 | 3,573 | 0,375 |
EERLIJKE TOETSING? | 3,816 | 0,277 | 3,912 | 0,314 | 3,982 | 0,328 |
STAGE / WERKPLEK | 3,745 | 0,297 | 3,883 | 0,233 | 3,872 | 0,259 |
SCHOOLORGANISATIE | 3,551 | 0,3 | 3,57 | 0,314 | 3,491 | 0,308 |
Meer details over de berekeningswijze bij ‘gemengde’ studentenpopulaties vind je hier.
4. De inspectie-oordelen
Sinds Keuzegids Mbo 2016 worden de inspectie-oordelen in de Keuzegids niet meer op het niveau van vakgebied weergegeven. Een belangrijke reden is dat het onderzoek van de Onderwijsinspectie steekproefsgewijs plaatsvindt – zodat het op het detailniveau van vakgebieden min of meer ‘toevallig’ is of er wel of niet knelpunten geconstateerd konden worden. Wij hebben alle bevindingen van de inspectie daarom samengevat naar oordelen per instelling. Zie aldaar.
5. Berekening totaalscore, ranking
Voor het berekenen van de totaalscore van een school in een vakgebied nemen we eerst het gemiddelde van de scores in alle acht kolommen. Daarbij tellen de studentenoordelen voor 75% mee en het studiesucces voor 25%. De formule is eenvoudig: Totaal = 2,5 x som (deelscores), waarbij de symbolen als volgt meetellen:
– – – = 0 / – – = 1 en zo verder tot +++ = 6
De totaalscore wordt hierna op hele punten afgerond
Eindoordeel
Tenslotte is naast de totaalscore steeds een ‘eindoordeel’ gegeven. Hiervoor gelden deze normen:
– Lager dan 35 = – – –
– Van 35 t/m 44 = – –
– Van 45 t/m 54 = –
– Van 55 t/m 64 = o
– Van 65 t/m 74 = +
– Van 75 t/m 84 = ++
– Vanaf 85 is een +++
Topopleidingen. Bij een score vanaf 75 punten spreken wij van een ‘topopleiding’. In de gids geven we de school in dat vakgebied een ster. De school mag in dat vakgebied dan een jaar lang het kwaliteitszegel van de Keuzegids gebruiken. Voor meer informatie, kijk hier.
Voorin de Keuzegids zijn drie ranglijsten opgenomen van de beste ROC’s, beste vakscholen en beste AOC’s. In deze lijsten zijn alleen scholen opgenomen waarover een studentenoordeel beschikbaar was.
A: Gemiddelde opleidingsscore
De instellingsranglijsten zijn primair gebaseerd op de 47 ranglijsten per vakgebied. Hiervoor is een speciale procedure gehanteerd, die rekening houdt met (a) verschillen in omvang van opleidingen en (b) verschillende oordeelspatronen per opleidingsrichting. Die procedure verloopt als volgt:
1. Vergelijking met verwante opleidingen
In het ene vakgebied scoren alle scholen (veel) positiever dan in het andere vak. Het gemiddelde rapportcijfer van de opleidingen voor de verpleging is bijvoorbeeld 64, terwijl dat bij de opleidingen voor de handel maar 58 is. Een school met alleen verpleegkunde kan dus niet eerlijk vergeleken worden met een school die alleen handel aanbiedt.
Om toch te kunnen vergelijken, kijken we steeds per opleidingsrichting of een school het beter of slechter doet dan andere aanbieders van dezelfde opleidingen. We verzamelen van elke school daarom de verschilscores van haar opleidingen.
2. Weging naar omvang
Elke opleiding weegt in principe zo zwaar wegen als hij groot is. Per school berekenen we dus een gewogen gemiddelde opleidingsscore. Als weegfactor gebruiken we de in de Keuzegids vermelde instroom per opleidingsrichting. (Bij opleidingen waar deze instroom niet bekend was, is deze geschat op basis van cijfers over het aantal ingeschreven studenten)
[NB: vorig jaar werd de BBL-instroom zwaarder gewogen; op basis van ontvangen reacties is dit jaar besloten hiervan af te zien.].
Gemiddelde opleidingsscore = Som (verschilscore x weegfactor) voor alle opleidingen, opgeteld bij het landelijke gemiddelde van alle opleidingen.
Voorbeeld:
Een ROC heeft opleidingen in drie van onze ‘vakgebieden’. De totale instroom is 320, als volgt verdeeld:
– Verpleging scoort 60 punt. Dit is 4 punt onder het verpleegkundegemiddelde. Instroom is 200.
– Bij Logistiek scoort het ROC ook 60 punt. Hier is dat 2 punten boven het gemiddelde. 40 leerlingen.
– De Toerisme-afdeling scoort 64 punten, is + 4. Deze opleiding telt 80 leerlingen.
De berekening gaat nu als volgt:
– Verpleging: – 4 x 200 = – 800 punt
– Logistiek: + 2 x 40 = + 80 punt
– Toerisme + 4 x 80 = + 320 punt
Totaal: -400 punten / 320 = MIN 1,25 pt
Dit wordt opgeteld bij de gemiddelde score van 60 voor het gehele mbo:
Gewogen gemiddelde opleidingsscore = 58,75
Dit wordt afgerond tot 59.
B: Het ‘inspectie-oordeel’
De onderwijsinspectie houdt toezicht op het mbo. Ze beoordeelt scholen minstens elke drie jaar op basis van een steekproef van opleidingen en rapporteert daarover op haar website. Uit deze rapportages leiden wij drie indicatoren af. Hierop baseren wij één samenvattend ‘inspectie-oordeel’. Dit oordeel heeft geen officiële status en komt volledig voor verantwoording van de Keuzegidsredactie. Meer details hierover zijn te vinden op een aparte pagina.
Deze inspectie-oordelen wordt weergegeven op een schaal van 1 tot 100. In de praktijk is de laagste score 31,5 en de hoogste 84.
C: De instellingscore
De instellingsscore wordt als volgt bepaald:
Deze aanpak is anders dan in de vorige twee edities van de Keuzegids Mbo.